NL/Prabhupada 0381 - Het commentaar bij Dasavatara Stotra: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0381 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1970 Category:NL-Quotes - Pur...")
 
m (Text replacement - "(<!-- (BEGIN|END) NAVIGATION (.*?) -->\s*){2,}" to "<!-- $2 NAVIGATION $3 -->")
 
Line 7: Line 7:
[[Category:NL-Quotes - in USA, Los Angeles]]
[[Category:NL-Quotes - in USA, Los Angeles]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0380 - Het commentaar bij Dasavatara Stotra, deel 2|0380|NL/Prabhupada 0382 - Het commentaar bij Dasavatara Stotra|0382}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 15: Line 18:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|OX4Hzrl1uvU|Het commentaar op Dasavatara Stotra<br />- Prabhupāda 0381}}
{{youtube_right|VidyImoPiEc|Het commentaar bij Dasavatara Stotra<br />- Prabhupāda 0381}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vanimedia.org/w/images/f/fa/V14-4_700218VA.LA_sri_dasavatara_stotra_purport_1.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/purports_and_songs/V14-4_700218VA.LA_sri_dasavatara_stotra_purport_1.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 27: Line 30:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Pralaya-payodhi-jale-dhṛtavān asi vedam, vihita-vahitra-caritram akhedam.  Vandaag  is  de  incarnatie  dag  van  Heer  Kṛṣṇa's  verschijning  als  het  everzwijn.  Hij  tilde  de  wereld  op  toen  het  in  het  water  van  Garbhodaka  Ocean  werd  ondergedompeld.  Het  universum  dat  we  zien,  het  is  slechts  de  helft.  De  andere  helft  is  gevuld  met  water,  en  in  dat  water  ligt  Garbhodakaśāyī  Viṣṇu. Dus  een  demoon,  Hiraṇyākṣa,  hij  duwde  deze  aardse  planeet  binnenin  dat  water,  en  Heer  Kṛṣṇa  verloste  deze  aardse  planeet  van  het  water,  in  de  vorm  van  een  everzwijn.  Dus  die  gunstige  dag  is  vandaag,  Varāha-dvadaśī.  Dit  is  de  zogenaamde  Varāha  dvadaśī.  Dus  op  deze  dag  is  het  beter  om  te  zingen,  om  de  verschillende  incarnaties  van  Heer  binnen  dit  universum  te  verheerlijken.  De  eerste  incarnatie  is  de  vis  vorm.
''Pralaya-payodhi-jale-dhṛtavān asi vedam, vihita-vahitra-caritram akhedam''.  


Dus  deze  gebeden  werden  voorgedragen  door  Jayadeva  Gosvāmī.  Een  Vaiṣṇava  dichter,  werd  geboren  ongeveer  zevenhonderd  jaar  voor  de verschijning  van Heer Caitanya's. Hij was  een  groot  toegewijde,  en  zijn  specifieke  poëzie,  Gita-govinda,  is  zeer  beroemd  over  de hele  wereld.  Gita-govinda.  Gīta-govinda  is  het onderwerp  van Kṛṣṇa  die  speelt  op  de fluit  voor  Rādhārāṇī. Dat  is  het onderwerp  van  de  Gīta-govinda. Dezelfde  dichter,  Jayadeva  Gosvāmī  heeft  dit  gebed  voorgedragen,  pralaya-payodhi-jale-dhṛtavān  asi  vedam.  Hij  zegt:  "Mijn  lieve  Heer,  toen  er  verwoesting  in  dit  universum  was,  was  alles  gevuld met water.  Op  dat moment  heeft  U  de  Veda's  gered,  gestapeld  in  een  boot. En  U  heeft  de  boot  gered  van  de  onderdompeling  in  het  water,  in  de  vorm  van  een grote  vis."  Deze  vis  werd  in  de  eerste  plaats  gevangen  in  de  waterpot, net  als  een  kleine  vis.  Dan  werd  het  vergroot, en  de  vis  was  in een  groter  waterreservoir  gehouden.  Op  deze  manier  werd  de  vis  groter.  Vervolgens  deelde  de  vis  mee  dat "Verwoesting  komt.  U  slaat  al  de  Veda's  gewoon  op  op  een  boot, en ik  zal  het  beschermen."  Dus  Jayadeva  Gosvāmī  draagt  het  gebed  op:  "Mijn  Heer, U  redde  de  Veda's,  toen  er  verwoesting  was,  in de vorm van een vis.
Vandaag is de verschijningsdag van Heer Kṛṣṇa's incarnatie als zwijn. Hij tilde de wereld op toen die in het water van de Garbhodaka Oceaan was ondergedompeld. We zien alleen de helft van het universum. De andere helft is gevuld met water en in dat water ligt Garbhodakaśāyī Viṣṇu. Dus een demoon, Hiraṇyākṣa, duwde deze aardse planeet in dat water, en Heer Kṛṣṇa, in de vorm van een zwijn, redde deze aardse planeet uit het water.  


De  volgende  is Kūrmāvatāra.  Er  was  het  karnen  van  de  oceaan.  Aan  de  ene  kant  al  de  halfgoden  en  aan  de  andere  kant  al  de  demonen.  En  de  karnstaaf  was  een  grote  heuvel  genaamd  Mandara- pārvata. En  de  rustplaats  was  op  de  rug  van  de  Heer,  die  verscheen  als  een  schildpad. Dus hij  is zijn  gebed  aan  het voordragen  dat  "U  verscheen  als  een  schildpad  alleen  maar  om de rustplaats  te  worden.  En  dit gebeurde  omdat  U  gevoel  wat  jeuk  op  Uw  rug  voelde.  Dus  U  aanvaardde  deze  grote  staaf,  Mandara  Hill,  om  te   jeuken,  als  het  jeuk  instrument.
Dus die gunstige dag is vandaag, ''Varāha-dvadaśī''. Dit heet ''Varāha dvadaśī''. Dus op deze dag is het goed om te zingen en om de verschillende incarnaties van de Heer in dit universum te verheerlijken.  


Dan  is de  volgende  incarnatie  deze  Varāha,  zwijn  of  varken.  Hij  verloste  deze  aardse  planeet  door  de  slagtand,  en  Hij  hield  de  hele  wereld  op  Zijn  slagtand.  We  kunnen  ons  alleen  maar  voorstellen  hoe  groot  Hij  verscheen.  En  de  wereld  was  destijds  net  als  de  maan  schijf  met  een aantal  vlekken  erop.  Dus  keśava  dhṛta-varāha-śarīra.  Hij  zegt:  "Mijn  lieve  Heer,  U  bent  verschenen  als  de  grote  zwijn.  Dus  laat  ik  mijn  respectvolle  eerbetuigingen  aanbieden  aan  U.
De eerste incarnatie is een vis.  


De vierde incarnatie is Nṛsiṁha-deva. Nṛsiṁha-deva verscheen om Prahlāda  Mahārāja,  die  vijf jaar oude jongen te redden en  hij werd gemarteld door zijn atheïstische vader. DusHij verscheen uit de  zuil van het paleisals een half-mens, half-leeuw. Omdat  deze Hiraṇyakaśipu zijn  zegen nam van Brahmā,  zodat  hij niet zal worden gedood  door een mens of een dier. Dus de Heer verscheen als mens noch dier. Dit is het verschil tussen de intelligentie van de Heer en onze intelligentie. We denken dat we de Heer kunnen bedriegen door  onze intelligentiemaar de Heer is intelligenter dan ons. Deze Hiraṇyakaśipu wilde Brahmā bedriegen door indirecte definitie. Allereerst wilde hij onsterfelijk worden. Brahmā zei: "Dat is niet mogelijk, want ook  ik ben niet onsterfelijk. Niemand in deze materiële wereld is onsterfelijk. Dat is niet mogelijk." Dus Hiraṇyakaśipu, de demoon...  De  demonen zijn zeer  intelligent.  Hij  dacht  dat  "Op  die  manier, zal  ik  onsterfelijk te worden.Hij bad tot Brahma dat "Geef me de zegen alsjeblieft,  dat ik niet zal worden gedood door een mens of een dier." Brahmā zei"Ja, dat is in  orde." "Ik zal niet worden gedood in de lucht, op het water of op het land." Brahmā zei: "O ja." "Ik zal niet gedood worden  door een  door  de mens gemaakte wapen." "Dat is in  orde." Op deze maniergebruikte hij zijn intelligentie op zoveel manieren, om  tot  de  conclusie  te  komen  om onsterfelijk te zijn. Maar de Heer is zo sluwdat Hij hield  intact  al  de  zegen  gegeven door Brahmātoch werd hij gedood. Hij zei dat "ik  zal niet worden  gedood,  hetzij  overdag of 's nachts." Brahmā zei: "Ja." Dus hij werd gedood in de avond, in  de kruising  van dag en nacht. Je kunt  niet zeggen dat het dag of nacht is. Hij nam  de zegen dat "ik  zal niet worden gedood  in de lucht, op het waterop het land." Dus werd hij  vermoord  op Zijn schoot. Hij nam  de zegen dat "ik  zal niet worden gedood  door  een door een  mens gemaakt  of door een God  gemaakt wapen." Die  werd gegeven: "In  orde." Dus werd hij gedood door  de nagels. Op deze manier werden alle zegeningen  intact gehouden, toch werd hij gedood. Evenzo  kunnen we  een plan maken, kunnen we  heel veel   vooruitgang maken in de  wetenschappelijke kennis, maar het dodelijke  proces  van de natuur zal er zijn. Niemand kan ontsnappen. Door  onze intelligentie kunnen we niet ontsnappen. De vier principes van het materiële bestaan ​​betekent  geboorte, dood, ouderdom en ziekte. Wij kunnen vele  medicijnen, veel wapens, vele middelen, vele methoden  vervaardigen, maar je kunt  niet ontsnappen aan deze vier principes van het materiële bestaan, hoe groot je ook mag zijn. Dat werd bewezen door Hiraṇyakaśipu. Hiranyakasipu was een  van de stoere materialistenen hij wilde eeuwig levengenieten, maar ook hij kon niet leven. Alles werd  gestopt.  
Dus deze gebeden werden voorgedragen door Jayadeva Gosvāmī. Deze vaiṣṇava dichter werd geboren ongeveer zevenhonderd jaar voor de verschijning van Heer Caitanya. Hij was een groot toegewijde, en speciaal zijn poëzie genaamd Gīta-govinda is heel beroemd over de hele wereld. Gīta-govinda. De Gīta-govinda gaat over Kṛṣṇa die fluit speelt voor Rādhārāṇī. Dat is het onderwerp van de Gīta-govinda.
 
Dezelfde dichter, Jayadeva Gosvāmī, heeft dit gebed voorgedragen; ''pralaya-payodhi-jale-dhṛtavān asi vedam''. Hij zegt: "Mijn lieve Heer, toen er verwoesting was in dit universum, was alles gevuld met water. Toen die tijd heeft U de Veda's gered, opgeslagen in een boot. En U weerhield de boot van ondergang in het water, in de vorm van een grote vis." Deze vis was eerst gevangen in een waterpot, net als een kleine vis. Dan werd die groter, en de vis werd in een groter waterreservoir gehouden. Op deze manier werd de vis groter. Toen vertelde de vis dat: "De verwoesting komt er aan. Breng alle Veda's veilig op een boot, en Ik zal die beschermen." Dus Jayadeva Gosvāmī bidt: "Mijn Heer, U redde de Veda's toen er verwoesting was in de vorm van een vis."
 
De volgende is Kūrmāvatāra. Ze gingen de oceaan karnen. Aan de ene kant al de halfgoden en aan de andere kant al de demonen. En de karnstaaf was een grote heuvel genaamd Mandara-pārvata. En het draaipunt was op de rug van de Heer die verscheen als een schildpad. Dus hij is aan het bidden dat: "U verscheen als een schildpad alleen om het steunpunt te worden. En dit gebeurde omdat U wat jeuk op Uw rug voelde. Dus U aanvaardde deze grote staaf, Mandara Hill, om de jeuk te krabben."
 
Dan, de volgende incarnatie is Varāha het zwijn of varken. Hij redde deze aardse planeet met de slagtanden, en Hij hield de hele wereld op Zijn slagtanden. We kunnen ons alleen maar voorstellen hoe groot Hij verscheen. En de wereld verscheen die tijd net als de maan met wat vlekken erop. Dus; ''keśava dhṛta-varāha-śarīra''. Hij zegt: "Mijn lieve Heer, U bent verschenen als het grote zwijn. Dus laat mij U mijn respectvolle eerbetuigingen aanbieden."
 
De vierde incarnatie is Nṛsiṁha-deva. Nṛsiṁha-deva verscheen om de vijf jaar oude jongen, Prahlāda Mahārāja, te redden want hij werd gemarteld door zijn atheïstische vader. Dus Hij verscheen uit een zuil van het paleis als een half-mens, half-leeuw. Want deze Hiraṇyakaśipu kreeg een zegen van Brahmā dat hij niet gedood zal worden door een mens of een dier. Dus de Heer verscheen niet als mens noch dier. Dit is het verschil tussen de intelligentie van de Heer en onze intelligentie. We denken dat we de Heer kunnen bedriegen met onze intelligentie maar de Heer is intelligenter dan ons.  
 
Deze Hiraṇyakaśipu wilde Brahmā bedriegen door indirecte definitie. Allereerst wilde hij onsterfelijk worden. Brahmā zei: "Dat is niet mogelijk, want zelfs ik ben niet onsterfelijk. Niemand in deze materiële wereld is onsterfelijk. Dat is niet mogelijk." Dus de demoon Hiraṇyakaśipu, de demonen zijn heel intelligent, hij bedacht een omweg om onsterfelijk te worden. Hij bad tot Brahma dat: "Geef me alsjeblieft de zegen dat ik niet zal worden gedood door een mens of een dier." Brahmā zei: "Ja, dat is goed." "Ik zal niet worden gedood in de lucht, op het water of op het land." Brahmā zei: "O ja." "Ik zal niet worden gedood met door de mens gemaakte wapens." "Dat is goed." Op deze manier gebruikte hij zijn intelligentie op zoveel manieren, om uiteindelijk onsterfelijk te zijn. Maar de Heer is zo sluw dat Hij alle zegens gegeven door Brahmā intact hield en toch werd hij gedood. Hij zei dat: "Ik zal niet overdag of 's nachts worden gedood." Brahmā zei: "Ja." Dus hij werd gedood in de avond, net op de overgang van dag en nacht. Je kan niet zeggen dat het dag of nacht is. Hij kreeg de zegen dat: "Ik zal niet gedood worden in de lucht, op het water of op het land." Dus hij werd gedood op Zijn schoot. Hij kreeg de zegen dat: "Ik zal niet gedood worden met een door de mens of door een god gemaakt wapen." Dat werd gegeven: "Is goed." Dus werd hij gedood met de nagels. Op deze manier werden alle zegens intact gehouden, toch werd hij gedood.  
 
Vergelijkbaar kunnen wij een plan maken, we kunnen heel veel vooruitgang maken in wetenschappelijke kennis, maar het stervensproces van de natuur zal er zijn. Niemand kan ontsnappen. Met onze intelligentie kunnen we niet ontsnappen. De vier principes van het materiële bestaan, ​​namelijk; geboorte, dood, ouderdom en ziekte. Wij kunnen veel medicijnen, veel wapens, vele middelen, vele manieren maken, maar je kan niet ontsnappen aan deze vier principes van het materiële bestaan, hoe groot je ook mag zijn. Dat werd bewezen door Hiraṇyakaśipu. Hiranyakasipu was één van de stoere materialisten en hij wilde eeuwig leven en genieten, maar ook hij niet kon leven. Alles was over.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 22:39, 1 October 2020



Purport to Sri Dasavatara Stotra -- Los Angeles, February 18, 1970

Pralaya-payodhi-jale-dhṛtavān asi vedam, vihita-vahitra-caritram akhedam.

Vandaag is de verschijningsdag van Heer Kṛṣṇa's incarnatie als zwijn. Hij tilde de wereld op toen die in het water van de Garbhodaka Oceaan was ondergedompeld. We zien alleen de helft van het universum. De andere helft is gevuld met water en in dat water ligt Garbhodakaśāyī Viṣṇu. Dus een demoon, Hiraṇyākṣa, duwde deze aardse planeet in dat water, en Heer Kṛṣṇa, in de vorm van een zwijn, redde deze aardse planeet uit het water.

Dus die gunstige dag is vandaag, Varāha-dvadaśī. Dit heet Varāha dvadaśī. Dus op deze dag is het goed om te zingen en om de verschillende incarnaties van de Heer in dit universum te verheerlijken.

De eerste incarnatie is een vis.

Dus deze gebeden werden voorgedragen door Jayadeva Gosvāmī. Deze vaiṣṇava dichter werd geboren ongeveer zevenhonderd jaar voor de verschijning van Heer Caitanya. Hij was een groot toegewijde, en speciaal zijn poëzie genaamd Gīta-govinda is heel beroemd over de hele wereld. Gīta-govinda. De Gīta-govinda gaat over Kṛṣṇa die fluit speelt voor Rādhārāṇī. Dat is het onderwerp van de Gīta-govinda.

Dezelfde dichter, Jayadeva Gosvāmī, heeft dit gebed voorgedragen; pralaya-payodhi-jale-dhṛtavān asi vedam. Hij zegt: "Mijn lieve Heer, toen er verwoesting was in dit universum, was alles gevuld met water. Toen die tijd heeft U de Veda's gered, opgeslagen in een boot. En U weerhield de boot van ondergang in het water, in de vorm van een grote vis." Deze vis was eerst gevangen in een waterpot, net als een kleine vis. Dan werd die groter, en de vis werd in een groter waterreservoir gehouden. Op deze manier werd de vis groter. Toen vertelde de vis dat: "De verwoesting komt er aan. Breng alle Veda's veilig op een boot, en Ik zal die beschermen." Dus Jayadeva Gosvāmī bidt: "Mijn Heer, U redde de Veda's toen er verwoesting was in de vorm van een vis."

De volgende is Kūrmāvatāra. Ze gingen de oceaan karnen. Aan de ene kant al de halfgoden en aan de andere kant al de demonen. En de karnstaaf was een grote heuvel genaamd Mandara-pārvata. En het draaipunt was op de rug van de Heer die verscheen als een schildpad. Dus hij is aan het bidden dat: "U verscheen als een schildpad alleen om het steunpunt te worden. En dit gebeurde omdat U wat jeuk op Uw rug voelde. Dus U aanvaardde deze grote staaf, Mandara Hill, om de jeuk te krabben."

Dan, de volgende incarnatie is Varāha het zwijn of varken. Hij redde deze aardse planeet met de slagtanden, en Hij hield de hele wereld op Zijn slagtanden. We kunnen ons alleen maar voorstellen hoe groot Hij verscheen. En de wereld verscheen die tijd net als de maan met wat vlekken erop. Dus; keśava dhṛta-varāha-śarīra. Hij zegt: "Mijn lieve Heer, U bent verschenen als het grote zwijn. Dus laat mij U mijn respectvolle eerbetuigingen aanbieden."

De vierde incarnatie is Nṛsiṁha-deva. Nṛsiṁha-deva verscheen om de vijf jaar oude jongen, Prahlāda Mahārāja, te redden want hij werd gemarteld door zijn atheïstische vader. Dus Hij verscheen uit een zuil van het paleis als een half-mens, half-leeuw. Want deze Hiraṇyakaśipu kreeg een zegen van Brahmā dat hij niet gedood zal worden door een mens of een dier. Dus de Heer verscheen niet als mens noch dier. Dit is het verschil tussen de intelligentie van de Heer en onze intelligentie. We denken dat we de Heer kunnen bedriegen met onze intelligentie maar de Heer is intelligenter dan ons.

Deze Hiraṇyakaśipu wilde Brahmā bedriegen door indirecte definitie. Allereerst wilde hij onsterfelijk worden. Brahmā zei: "Dat is niet mogelijk, want zelfs ik ben niet onsterfelijk. Niemand in deze materiële wereld is onsterfelijk. Dat is niet mogelijk." Dus de demoon Hiraṇyakaśipu, de demonen zijn heel intelligent, hij bedacht een omweg om onsterfelijk te worden. Hij bad tot Brahma dat: "Geef me alsjeblieft de zegen dat ik niet zal worden gedood door een mens of een dier." Brahmā zei: "Ja, dat is goed." "Ik zal niet worden gedood in de lucht, op het water of op het land." Brahmā zei: "O ja." "Ik zal niet worden gedood met door de mens gemaakte wapens." "Dat is goed." Op deze manier gebruikte hij zijn intelligentie op zoveel manieren, om uiteindelijk onsterfelijk te zijn. Maar de Heer is zo sluw dat Hij alle zegens gegeven door Brahmā intact hield en toch werd hij gedood. Hij zei dat: "Ik zal niet overdag of 's nachts worden gedood." Brahmā zei: "Ja." Dus hij werd gedood in de avond, net op de overgang van dag en nacht. Je kan niet zeggen dat het dag of nacht is. Hij kreeg de zegen dat: "Ik zal niet gedood worden in de lucht, op het water of op het land." Dus hij werd gedood op Zijn schoot. Hij kreeg de zegen dat: "Ik zal niet gedood worden met een door de mens of door een god gemaakt wapen." Dat werd gegeven: "Is goed." Dus werd hij gedood met de nagels. Op deze manier werden alle zegens intact gehouden, toch werd hij gedood.

Vergelijkbaar kunnen wij een plan maken, we kunnen heel veel vooruitgang maken in wetenschappelijke kennis, maar het stervensproces van de natuur zal er zijn. Niemand kan ontsnappen. Met onze intelligentie kunnen we niet ontsnappen. De vier principes van het materiële bestaan, ​​namelijk; geboorte, dood, ouderdom en ziekte. Wij kunnen veel medicijnen, veel wapens, vele middelen, vele manieren maken, maar je kan niet ontsnappen aan deze vier principes van het materiële bestaan, hoe groot je ook mag zijn. Dat werd bewezen door Hiraṇyakaśipu. Hiranyakasipu was één van de stoere materialisten en hij wilde eeuwig leven en genieten, maar ook hij niet kon leven. Alles was over.