NL/Prabhupada 0441 - Krishna is de Hoogste en wij zijn kleine deeltjes: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0441 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1968 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
(Vanibot #0023: VideoLocalizer - changed YouTube player to show hard-coded subtitles version)
 
Line 7: Line 7:
[[Category:NL-Quotes - in USA, Los Angeles]]
[[Category:NL-Quotes - in USA, Los Angeles]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0440 - De mayavadi theorie is dat de hoogste ziel onpersoonlijk is|0440|NL/Prabhupada 0442 - In de christelijke theologie bidt men tot God: "Geef ons heden ons dagelijks brood"|0442}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 15: Line 18:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|4fZLgUh8QbQ|Krishna is de Hoogste, en wij zijn fragmentarische onderdelen<br/>- Prabhupāda 0441}}
{{youtube_right|07xWc6opvYM|Krishna is de Hoogste en wij zijn kleine deeltjes<br/>- Prabhupāda 0441}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/w/images/681127BG.LA_clip7.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/681127BG.LA_clip7.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 27: Line 30:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Toegewijde: "De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is de Allerhoogste Individuele Persoon, en Arjuna, de eeuwige metgezel van de Heer, en al  de  koningen verzameld zijn individuele eeuwige personen. Het is niet dat ze niet bestonden als individuen in het verleden, en het is niet zo dat ze niet als eeuwige personen zullen blijven. Hun individualiteit bestond in het verleden en hun individualiteit zal in de toekomst zonder onderbreking blijven bestaan. Daarom is er geen reden tot weeklagen  voor  elk  van de individuele levende wezens. De Māyāvādī  of onpersoonlijke theorie dat na de bevrijding de individuele ziel, gescheiden  door  de bedekking van māyā of illusie, zal opgaan in de  onpersoonlijke Brahman zonder individueel bestaan​...
Toegewijde: De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is de Allerhoogste Individuele Persoon, en Arjuna, de eeuwige metgezel van de Heer, en alle koningen hier verzameld zijn individuele eeuwige personen. Het is niet dat ze niet bestonden als individuen in het verleden, en het is niet zo dat ze niet als eeuwige personen zullen blijven bestaan. Hun individualiteit bestond in het verleden en hun individualiteit zal in de toekomst zonder onderbreking blijven bestaan. Daarom is er geen reden tot jammeren over geen enkele van de individuele levende wezens. De ''māyāvādī'' of onpersoonlijke theorie dat na de bevrijding de individuele ziel, ontdaan van de bedekking van ''māyā'' of illusie, zal opgaan in het onpersoonlijke ''Brahman'' zonder individueel bestaan.  


Prabhupāda: Nu, de māyāvādī zegt dat deze individualiteit māyā is. Dus hun opvatting is dat de ziel, de hele  ziel een  brok  is. Hun theorie is ghaṭākāśa poṭākāśa. Ghaṭākāśa poṭākāśa betekent... Net als de lucht. De lucht is een  uitgestrektheid,  een onpersoonlijke uitgestrektheid. Dus in een pot, in een waterpot, in een kruik die gesloten  is... Nu,  in de kruikis er ook lucht,  een beetje lucht. Nu  zodra de kruik is gebroken,  erbuiten,  de grotere luchten de kleine lucht binnenin  de kruik mengt. Dat is Māyāvāda  theorie. Maar deze analogie kan niet worden toegepast. Analogie betekent punten van overeenkomst. Dat is de wet van de analogie. De lucht is niet te vergelijken... Dat  beetje lucht binnenin  de kruik kan niet worden vergeleken met het levend  wezen. Het is  materieel  ismaterie. Lucht is materie en het individuele levend  wezen is ziel. Dus hoe kun je dat zeggen? Net als een kleine mier, het is ziel. Het heeft zijn individualiteit. Maar een grote dode steen, heuvel of berg, het  heeft geen individualiteit. Dus materie heeft geen individualiteit. Ziel heeft individualiteit. Dus als de punten van overeenkomst verschillen, dan is er geen vergelijking. Dat is de wet van de analogie. Dus je kunt  niet  vergelijken  met materie en ziel. Daarom is deze analogie misleidend. Ghaṭākāśa poṭākāśa. Dan  is  er  een  ander  bewijs  in  de  Bhagavad-gītā.  Kṛṣṇa  zegt  dat  mamaivāṁśo  jīva-bhūta ([[Vanisource:BG 15.7|BG 15.7]]).  "Deze  individuele  zielen,  ze  zijn  mijn  essentiele  onderdelen."  Jīva-loke  sanātanaḥ.  En  ze  zijn  eeuwig.  Dat  betekent  dat  ze  eeuwig  deel  uitmaken.  Wanneer  dan...  Hoe  kan  deze  Māyāvāda  theorie  worden  ondersteund,  dat  als  gevolg  van  māyā,  worden  bedekt  door  māyā,  zijn  ze  nu  te  zien  als  individueel,  apart,  maar  wanneer  de  bedekking  van  māyā  zal  worden  weggenomen,  ze  zullen  met  elkaar  mixen,  net  als  de  kleine  lucht  binnenin  de  kruik  en  de  grote  lucht  buiten  mixen?  Dus  deze  analogie  is  misleidend  vanuit  logisch  standpunt,  alsook  uit  authentieke  Vedisch  oogpunt.  Ze  zijn  eeuwig  fragmenten.  Er  zijn  vele  andere  bewijzen  in  de  Bhagavad-gītā.  Bhagavad-gītā  zegt  dat  de  ziel  niet  kan  worden  gefragmenteerd.  Dus  als  je  zegt  dat  door  de  bedekking  van  māyā  de  ziel  fragment  is  geworden,  dat  is  niet  mogelijk.  Het  kan  niet  worden  gesneden.  Net  alsof  je  een  groot  stuk  papier  in  kleine  fragmenten  snijd,  het  is  mogelijk  omdat  het  materie  is,  maar  spiritueel  is  het  niet  mogelijk.  Spiritueel,  eeuwig,  de  fragmenten  zijn  fragmenten,  en  het  Hoogste  is  het  Hoogste.  Kṛṣṇa  is  de  Allerhoogste,  en  we  zijn  fragmentarische  onderdelen.  We  zijn  eeuwig  fragmenten.  Deze  dingen  worden  zeer  leuk  toegelicht  in  de  Bhagavad-gītā  op  verschillende  plaatsen.  Ik  verzoek  u  allen  om  een  ​​exemplaar  van  deze  Bhagavad-gītā  te  houden,  een  ieder  van  jullie,  en  lees  het  zorgvuldig.  En  er  zal  komende  september  een  examen  zijn.  Dus...  Natuurlijk,  dat  is  vrijwillig.  Maar  ik  verzoek  jullie  je  voor  te  bereiden  op  het  examen  volgende  september.  En  degene  die  het  examen  zal  halen  zal  de  titel  Bhakti-śāstrī  krijgen.  Heb  je  dat  verdeeld...  Ja.  Ga  verder. 
Prabhupāda: Nu, de ''māyāvādī'' zegt dat deze individualiteit ''māyā'' is. Dus hun opvatting is dat de ziel, de gehele ziel één klont is. Hun theorie is ''ghaṭākāśa poṭākāśa''. ''Ghaṭākāśa poṭākāśa'' betekent ... Net als de lucht. De lucht is een onpersoonlijke uitgestrektheid. Dus in een pot, in een waterpot, in een kruik die afgesloten is ... Dus in de kruik is er ook een beetje lucht. Dus zodra de kruik gebroken is dan vermengen de grotere lucht erbuiten en de kleine lucht in de kruik. Dat is ''māyāvādi'' theorie. Maar deze analogie kan niet worden gebruikt. Analogie betekent punten van overeenkomst. Dat is de wet van de analogie. De lucht is niet te vergelijken ... Het beetje lucht in de kruik kan niet worden vergeleken met het levende wezen. Het is materie. Lucht is materie en het individuele levende wezen is ziel. Dus hoe kun je dat zeggen? Net als een kleine mier, het is een spirituele ziel. Het heeft zijn individualiteit. Maar een grote dode steen, heuvel of berg, heeft geen individualiteit. Dus materie heeft geen individualiteit. Ziel heeft individualiteit. Dus als de punten van overeenkomst verschillen, dan is er geen analogie. Dat is de wet van de analogie. Dus je kan geen analogie maken met materie en ziel. Daarom is deze analogie foutief. ''Ghaṭākāśa poṭākāśa''.  


Toegewijde:  "Noch  is de  theorie  dat  we  alleen  maar  denken  in  individualiteit  in de geconditioneerde  staat  hierin  ondersteund. Kṛṣṇa zegt duidelijk  dat in  de toekomst  ook  de individualiteit  van  de Heer  en anderen  zoals  het  is...
Dan is er een ander bewijs in de Bhagavad-gītā. Kṛṣṇa zegt: ''mamaivāṁśo jīva-bhūta'' ([[NL/BG 15.7|BG 15.7]]). "Deze individuele zielen zijn Mijn essentiële deeltjes." ''Jīva-loke sanātanaḥ''. En ze zijn eeuwig. Dat betekent dat ze eeuwig essentiële deeltjes zijn. Hoe kan deze ''māyāvādi'' theorie worden ondersteund, dat door bedekt zijn met ''māyā'' doen ze zich nu voor als individueel, apart, maar als de bedekking van ''māyā'' wordt weggenomen zullen ze met elkaar vermengen net als de kleine lucht in de kruik en de grote lucht buiten vermengen? Dus deze analogie is foutief vanuit de logica gezien, alsook uit authentiek Vedisch oogpunt. Ze zijn eeuwige deeltjes. Er zijn veel andere bewijzen in de Bhagavad-gītā.  


Prabhupāda: Kṛṣṇa zegt nooit dat na de bevrijding deze individuele zielen zich zullen mengen  met de Allerhoogste Ziel. Kṛṣṇa zegt dat nooit in de Bhagavad-gītā.  
Bhagavad-gītā zegt dat de ziel niet kan worden opgedeeld. Dus als je zegt dat door de bedekking van ''māyā'' de ziel opgedeeld is, dat is niet mogelijk. Het kan niet versneden worden. Net zoals je een groot stuk papier in kleine stukjes snijdt. Dat is mogelijk omdat het materie is, maar spiritueel is het niet mogelijk. Spiritueel, de deeltjes zijn eeuwig deeltjes en de Hoogste is de Hoogste. Kṛṣṇa is de Hoogste en wij zijn kleine deeltjes. Wij zijn eeuwig deeltjes. Deze dingen zijn op verschillende plaatsen in de Bhagavad-gītā goed uitgelegd.
 
Ik verzoek jullie allemaal om een ​​exemplaar van de Bhagavad-gītā te hebben, iedereen van jullie, en lees het zorgvuldig. En er zal komende september een examen zijn. Natuurlijk, dat is vrijwillig. Maar ik verzoek jullie je voor te bereiden op het examen volgende september. En degenen die het examen halen krijgen de titel ''Bhakti-śāstrī''. Ja. Ga verder.
 
Toegewijde: Noch is de theorie dat we alleen in de geconditioneerde toestand in termen van individualiteit denken hier ondersteund. Kṛṣṇa zegt duidelijk dat in de toekomst ook de individualiteit van de Heer en anderen zoals het is ...
 
Prabhupāda: Kṛṣṇa zegt nooit dat na de bevrijding deze individuele zielen zich zullen vermengen met de Allerhoogste Ziel. Kṛṣṇa zegt dat nooit in de Bhagavad-gītā.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 15:56, 29 January 2021



Lecture on BG 2.8-12 -- Los Angeles, November 27, 1968

Toegewijde: De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is de Allerhoogste Individuele Persoon, en Arjuna, de eeuwige metgezel van de Heer, en alle koningen hier verzameld zijn individuele eeuwige personen. Het is niet dat ze niet bestonden als individuen in het verleden, en het is niet zo dat ze niet als eeuwige personen zullen blijven bestaan. Hun individualiteit bestond in het verleden en hun individualiteit zal in de toekomst zonder onderbreking blijven bestaan. Daarom is er geen reden tot jammeren over geen enkele van de individuele levende wezens. De māyāvādī of onpersoonlijke theorie dat na de bevrijding de individuele ziel, ontdaan van de bedekking van māyā of illusie, zal opgaan in het onpersoonlijke Brahman zonder individueel bestaan.

Prabhupāda: Nu, de māyāvādī zegt dat deze individualiteit māyā is. Dus hun opvatting is dat de ziel, de gehele ziel één klont is. Hun theorie is ghaṭākāśa poṭākāśa. Ghaṭākāśa poṭākāśa betekent ... Net als de lucht. De lucht is een onpersoonlijke uitgestrektheid. Dus in een pot, in een waterpot, in een kruik die afgesloten is ... Dus in de kruik is er ook een beetje lucht. Dus zodra de kruik gebroken is dan vermengen de grotere lucht erbuiten en de kleine lucht in de kruik. Dat is māyāvādi theorie. Maar deze analogie kan niet worden gebruikt. Analogie betekent punten van overeenkomst. Dat is de wet van de analogie. De lucht is niet te vergelijken ... Het beetje lucht in de kruik kan niet worden vergeleken met het levende wezen. Het is materie. Lucht is materie en het individuele levende wezen is ziel. Dus hoe kun je dat zeggen? Net als een kleine mier, het is een spirituele ziel. Het heeft zijn individualiteit. Maar een grote dode steen, heuvel of berg, heeft geen individualiteit. Dus materie heeft geen individualiteit. Ziel heeft individualiteit. Dus als de punten van overeenkomst verschillen, dan is er geen analogie. Dat is de wet van de analogie. Dus je kan geen analogie maken met materie en ziel. Daarom is deze analogie foutief. Ghaṭākāśa poṭākāśa.

Dan is er een ander bewijs in de Bhagavad-gītā. Kṛṣṇa zegt: mamaivāṁśo jīva-bhūta (BG 15.7). "Deze individuele zielen zijn Mijn essentiële deeltjes." Jīva-loke sanātanaḥ. En ze zijn eeuwig. Dat betekent dat ze eeuwig essentiële deeltjes zijn. Hoe kan deze māyāvādi theorie worden ondersteund, dat door bedekt zijn met māyā doen ze zich nu voor als individueel, apart, maar als de bedekking van māyā wordt weggenomen zullen ze met elkaar vermengen net als de kleine lucht in de kruik en de grote lucht buiten vermengen? Dus deze analogie is foutief vanuit de logica gezien, alsook uit authentiek Vedisch oogpunt. Ze zijn eeuwige deeltjes. Er zijn veel andere bewijzen in de Bhagavad-gītā.

Bhagavad-gītā zegt dat de ziel niet kan worden opgedeeld. Dus als je zegt dat door de bedekking van māyā de ziel opgedeeld is, dat is niet mogelijk. Het kan niet versneden worden. Net zoals je een groot stuk papier in kleine stukjes snijdt. Dat is mogelijk omdat het materie is, maar spiritueel is het niet mogelijk. Spiritueel, de deeltjes zijn eeuwig deeltjes en de Hoogste is de Hoogste. Kṛṣṇa is de Hoogste en wij zijn kleine deeltjes. Wij zijn eeuwig deeltjes. Deze dingen zijn op verschillende plaatsen in de Bhagavad-gītā goed uitgelegd.

Ik verzoek jullie allemaal om een ​​exemplaar van de Bhagavad-gītā te hebben, iedereen van jullie, en lees het zorgvuldig. En er zal komende september een examen zijn. Natuurlijk, dat is vrijwillig. Maar ik verzoek jullie je voor te bereiden op het examen volgende september. En degenen die het examen halen krijgen de titel Bhakti-śāstrī. Ja. Ga verder.

Toegewijde: Noch is de theorie dat we alleen in de geconditioneerde toestand in termen van individualiteit denken hier ondersteund. Kṛṣṇa zegt duidelijk dat in de toekomst ook de individualiteit van de Heer en anderen zoals het is ...

Prabhupāda: Kṛṣṇa zegt nooit dat na de bevrijding deze individuele zielen zich zullen vermengen met de Allerhoogste Ziel. Kṛṣṇa zegt dat nooit in de Bhagavad-gītā.