NL/Prabhupada 0453 - Geloof het! Er is geen ander superieur gezag dan Krishna: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0453 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1977 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
(Vanibot #0023: VideoLocalizer - changed YouTube player to show hard-coded subtitles version)
 
Line 7: Line 7:
[[Category:NL-Quotes - in India, Mayapur]]
[[Category:NL-Quotes - in India, Mayapur]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0452 - Krishna komt één keer in een dag van Brahma naar deze aarde|0452|NL/Prabhupada 0454 - Een erg riskant leven als we niet onze divya-jnana ontwaken|0454}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 15: Line 18:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|mnJJ7hiunng|Geloof het! Er is geen ander superieur gezag dan Krishna<br />- Prabhupāda 0453}}
{{youtube_right|InhgEyB8lIA|Geloof het! Er is geen ander superieur gezag dan Krishna<br />- Prabhupāda 0453}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/w/images/770225SB-MAY_clip2.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/770225SB-MAY_clip2.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 27: Line 30:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Denk niet dat God geen gevoel heeft, denken, voelen. Nee. Alles is er. Tenzij Hij sympathieke gevoelens heeft in Hem, waar hebben wij het? Want alles komt van God. Janmādy asya yataḥ ([[Vanisource:SB 1.1.1|SB 1.1.1]]). Athāto brahma jijñāsā. Wat is Brahman? Brahman betekent de oorspronkelijke bron van alles. Dat is Brahman. Bṛhatvāt bṛhanatvāt.  
Denk niet dat God geen gevoel heeft, denken, voelen. Nee. Alles is er. Tenzij Hij sympathieke gevoelens in Hem heeft, waar hebben wij het vandaan? Want alles komt van God. ''Janmādy asya yataḥ'' ([[Vanisource:SB 1.1.1|SB 1.1.1]]). ''Athāto brahma jijñāsā''. Wat is Brahman? Brahman betekent de oorspronkelijke bron van alles. Dat is Brahman. ''Bṛhatvāt bṛhanatvāt''.  


Dus als dit gevoel er niet is in God, hoe kan hij God, dit gevoel zijn? Net zoals wanneer een onschuldig klein kind komt en een beetje respect aan ons aanbiedt, worden we meteen gevoelvol barmhartig: "Oh, hier is een mooi kind." Dus Heer Kṛṣṇa, Nṛsiṁha-deva, hij werd ook pariplutaḥ, gevoelvol barmhartig, niet gewoon barmhartig, het gevoel dat "Hoe onschuldig dit kind is." Dus gevoelvol, utthapya, hielp hem onmiddellijk met opstaan: "Mijn lief kind, sta op." En legde onmiddelijk Zijn hand op het hoofd. Utthāpya tac-chīrṣṇy adadhāt karāmbujam. Karāmbhuja, lotus hand, lotus palm. Dus deze gevoelens zijn er. En Hij wilde... Omdat deze jongen verbijsterd was dat zo'n grote mūrti uit deze zuilen kwam, en de vader, gigantische vader is dood, natuurlijk is hij weinig verstoord in het hoofd. Dus daarom vitrasta-dhiyāṁ kṛtābhayam: "Mijn lief kind, wees niet bang. Alles is ok. Ik ben aanwezig, en er is geen angst. Wordt gepacificeerd. Ik zal je bescherming geven." Dus dit is de uitwisseling. Er is dus geen behoefte aan zeer..., om een zeer geleerd man te worden, Vedantist en... Gewoon deze dingen zijn nodig: je wordt onschuldig, aanvaardt de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, en naar beneden vallen aan Zijn lotusvoeten - alles is compleet. Dit wordt gezocht: eenvoud. Eenvoud. Geloof in Kṛṣṇa. Zoals Kṛṣṇa zei, mattaḥ parataraṁ nānyat kiñcid asti dhanañ ... ([[Vanisource:BG 7.7|BG 7.7]]). Geloof het! Er is geen ander superieur gezag dan Kṛṣṇa.  
Dus als dit gevoel er niet is in God, hoe kan hij dan God zijn? Net zoals wanneer een onschuldig klein kind komt en ons respect aanbiedt, worden we meteen gevoelig, barmhartig: "Oh, hier is een aardig kind." Dus Heer Kṛṣṇa, Nṛsiṁha-deva, werd ook ''pariplutaḥ'', gevoelig barmhartig, niet gewoon barmhartig, het gevoel dat: "Hoe onschuldig is dit kind." Dus gevoelvol, ''utthapya'', hielp Hij hem direct overeind: "Mijn lief kind, sta op." En legde onmiddellijk Zijn hand op het hoofd. ''Utthāpya tac-chīrṣṇy adadhāt karāmbujam''. ''Karāmbhuja'', lotus hand, lotus palm. Dus deze gevoelens zijn er. Want deze jongen was verbijsterd dat er zo'n grote ''mūrti'' uit de zuilen kwam, en zijn gigantische vader is dood, natuurlijk is hij een beetje verstoord van geest. Dus daarom; ''vitrasta-dhiyāṁ kṛtābhayam'': "Mijn lief kind, wees niet bang. Alles is ok. Ik ben aanwezig, en er is geen angst. Wordt kalm. Ik zal je bescherming geven." Dus dit is de uitwisseling.  


En Hij zegt: man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru ([[Vanisource:BG 18.65|BG 18.65]]). Dit is de instructie. Dit is de kern van alle instructie. Geloof Kṛṣṇa, de Allerhoogste Persoonlijkheid. Hier is Kṛṣṇa. Geloof dat hier Kṛṣṇa is. Onschuldig kind zal geloven, maar ons brein is zo saai, we zullen onderzoeken, "Of de Deity gemaakt is van steen of koper of hout?" want we zijn niet onschuldig. We denken dat deze Deity iets is wat gemaakt is van koper. Zelfs als het koper is, koper is niet God? Koper is ook God. Omdat Kṛṣṇa zegt, bhūmir āpo 'nalo vāyuḥ khaṁ mano buddhir..., apareyam..., bhinnā me prakṛtir aṣṭadhā ([[Vanisource:BG 7.4|BG 7.4]]). Alles is Kṛṣṇa. Zonder Kṛṣṇa is er geen bestaan. Dus waarom kan Kṛṣṇa niet verschijnen zoals Hij wil? Hij kan verschijnen in koper. Hij kan verschijnen in steen. Hij kan verschijnen in hout. Hij kan verschijnen in juweel. Hij kan verschijnen in de schilderkunst. Elke manier kan Hij... Dat is almachtig. Maar we moeten het nemen dat "Hier is Kṛṣṇa." Neem het niet dat 'Kṛṣṇa is apart van deze Deity, en hier hebben we een koperen vorm van de Deity." No. Advaitam acyutam anādim ananta-rūpam (Bs. 5.33). Advaita. Hij heeft multi-expansie, maar ze zijn allemaal één.  
Dus het is niet nodig om een hoog geleerd man te worden, Vedantist. Gewoon deze dingen zijn nodig: je wordt onschuldig, aanvaardt de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, en val neer aan Zijn lotusvoeten - alles is compleet. Dit is nodig: eenvoud. Eenvoud. Geloof in Kṛṣṇa. Zoals Kṛṣṇa zei: ''mattaḥ parataraṁ nānyat kiñcid asti dhanañjaya'' ([[NL/BG 7.7|BG 7.7]]). Geloof het! Er is geen ander superieur gezag dan Kṛṣṇa.  


Dus op dezelfde manier, wordt Hij vertegenwoordigd in Zijn naam. Abhinnatvān nāma-nāminoḥ([[Vanisource:CC Madhya 17.133|CC Madhya 17.133]]). Wanneer je de heilige naam van Kṛṣṇa zingt of chant, denk dan niet dat dit de geluidsvibratie is en Kṛṣṇa is anders. Nee. Abhinnatvān. Nāma-cintāmaṇi-kṛṣṇaḥ. Omdat Kṛṣṇa cintāmaṇi is, op dezelfde manier, Zijn heilige naam is ook cintāmaṇi. Nāma cintāmaṇiḥ kṛṣṇaś caitanya-rasa-vigrahaḥ. Caitanya, vol bewustzijn, nāma-cintāmaṇi-kṛṣṇaḥ. Als we associëren met de naam, dan moet je weten, dat Kṛṣṇa volledig bewust is van je service. Je bent aan het aanroepen, "Hey Kṛṣṇa! Hey Rādhārāṇī! Neem me alsjeblieft in Uw dienst." Hare Kṛṣṇa mantra betekent, Hare Kṛṣṇa, "Hey Kṛṣṇa, hey Rādhārāṇī, hey energie, wilt U zo vriendelijk zijn me in Uw dienst te nemen." Ayi nanda-tanuja patitaṁ kiṅkaraṁ māṁ viṣame bhavāmbudhau. Dit is Chaitanya Mahāprabhu's onderricht. "Mijn Heer, Nanda-tanuja..." Kṛṣṇa wordt erg blij als je zijn naam, zijn activiteiten associeërt, met een aantal toegewijden. Hij is niet onpersoonlijk. Kṛṣṇa heeft geen naam, maar als Hij zich bezighoudt met Zijn toegewijde, is er een naam. Net als Kṛṣṇa omgaat met Nanda Mahārāja, die houten pantoffel van Nanda Mahārāja... Yaśodāmayī vroeg het kind Kṛṣṇa - je hebt de foto gezien - "Kun je de pantoffel van je vader brengen" "Ja!" Meteen nam op het hoofd. Zie je? Dit is Kṛṣṇa. Dus Nanda Mahārāja werd erg tevreden: "Oh, je zoon is erg mooi. Hij kan een dergelijke lading dragen." Dus dit is het omgaan.  
En Hij zegt: ''man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru'' ([[NL/BG 18.65|BG 18.65]]). Dit is de instructie. Dit is de kern van alle instructie. Geloof Kṛṣṇa, de Allerhoogste Persoonlijkheid. Hier is Kṛṣṇa. Geloof dat Kṛṣṇa hier is. Onschuldig kind zal geloven, maar ons brein is zo suf, we zullen onderzoeken of de Beeldgedaante van steen of koper of hout gemaakt is?" Want wij zijn niet onschuldig. Wij denken dat deze Beeldgedaante iets is dat van koper gemaakt is. Zelfs als het koper is, koper is niet God? Koper is ook God. Want Kṛṣṇa zegt:


Daarom roept Chaitanya Mahāprabhu Kṛṣṇa aan, ayi nanda-tanuja: "O Kṛṣṇa, die uit het lichaam van Nanda Mahārāja is geboren..." Net als de vader het lichaam gevend persoon is, zaad, zaad gevende vader, evenzo, Kṛṣṇa, alhoewel Hij de oorsprong van alles is, maar toch, Hij is geboren door het zaad van Nanda Mahārāja. Dit is Kṛṣṇa-līlā. Ayi nanda-tanuja patitaṁ kiṅkaraṁ māṁ viṣame bhavām-budhau ([[Vanisource:CC Antya 20.32|CC Antya 20.32, Śikṣāṣṭaka 5]]). Chaitanya Mahāprabhu riep Kṛṣṇa nooit aan met, "O, de Almachtige." Dit is onpersoonlijk. Hij zegt: ayi nanda-tanuja, beperkt, "de zoon van Nanda Mahārāja." Zoon van Nanda Mahārāja. Dus dit is bhakti. Hij is onbeperkt. Net als Kuntīdevī verbaasd was dat, toen ze dacht, dat Kṛṣṇa bang was voor Yaśodāmayī. Je kent deze śloka. Dus Hij was..., ze was verbaasd dat "Kṛṣṇa, die zo verheven en groot is, dat iedereen bang voor Hem is, maar hij is bang voor Yaśodāmayī geworden."
:''bhūmir āpo ’nalo vāyuḥ''
:''khaṁ mano buddhir eva ca''
:''ahaṅkāra itīyaṁ me''
:''bhinnā prakṛtir aṣṭadhā''
:([[NL/BG 7.4|BG 7.4]])  


Dus dit kan worden genoten door de toegewijden, niet de... Atheist klasse van mensen of niet-toegewijden kunnen het niet begrijpen. Daarom zei Kṛṣṇa, bhaktyā mām abhijānāti ([[Vanisource:BG 18.55|BG 18.55]]). Alleen de toegewijden, geen anderen. Anderen, ze hebben geen toegang tot dit koningrijk, om te begrijpen. Als je Kṛṣṇa wilt begrijpen, het is alleen door bhakti. Noch kennis noch yoga of karma noch jñāna, niets - niets zal je helpen. Gewoon een toegewijde. En hoe toegewijde te worden? Hoe makkelijk is het? Zie hier Prahlāda Mahārāja, onschuldig kind, gewoon het aanbieden van zijn eerbetuigingen. En Kṛṣṇa vraagt je ook, man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru ([[Vanisource:BG 18.65|BG 18.65]]). Als je oprecht deze vier items doet - denk altijd aan Kṛṣṇa... Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare, (toegewijden chanten mee) Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare. Dus dit is het denken aan Kṛṣṇa, man-manā. En je kunt vasthouden aan het principe van de Hare Kṛṣṇa mantra als je zuivere toegewijde bent. Zonder zuivere toegewijde te zijn is het erg moeilijk. Het is vermoeiend. Maar we zullen oefenen. Abhyāsa-yoga-yuktena ([[Vanisource:BG 8.8|BG 8.8]]).
Alles is Kṛṣṇa. Zonder Kṛṣṇa is er geen bestaan. Dus waarom kan Kṛṣṇa niet verschijnen zoals Hij wil? Hij kan verschijnen in koper. Hij kan verschijnen in steen. Hij kan verschijnen in hout. Hij kan verschijnen in edelsteen. Hij kan verschijnen in een schilderij. Op elke manier kan Hij ... Dat is almachtig. Maar we moeten het aanvaarden dat: "Hier is Kṛṣṇa." Denk niet dat: "Kṛṣṇa is verschillend van deze Beeldgedaante, en hier hebben we een Beeldgedaante in koperen vorm." Nee. ''Advaitam acyutam anādim ananta-rūpam'' (Bs. 5.33). ''Advaita''. Hij heeft vele expansies, maar ze zijn allemaal één.
 
Dus net zo is Hij vertegenwoordigd in Zijn naam. ''Abhinnatvān nāma-nāminoḥ'' ([[Vanisource:CC Madhya 17.133|CC Madhya 17.133]]). Wanneer je de heilige naam van Kṛṣṇa chant, denk dan niet dat de geluid vibratie en Kṛṣṇa verschillend zijn. Nee. ''Abhinnatvān''. ''Nāma-cintāmaṇi-kṛṣṇaḥ''. Zoals Kṛṣṇa ''cintāmaṇi'' is, op dezelfde manier is Zijn heilige naam ook ''cintāmaṇi''. ''Nāma cintāmaṇiḥ kṛṣṇaś caitanya-rasa-vigrahaḥ''. ''Caitanya'', vol bewustzijn, ''nāma-cintāmaṇi-kṛṣṇaḥ''. Als we omgaan met de naam, dan moet je weten dat Kṛṣṇa volledig bewust is van je dienst. Je bent aan het aanroepen: "He Kṛṣṇa! He Rādhārāṇī! Neem me alstublieft in Uw dienst." Hare Kṛṣṇa mantra betekent, Hare Kṛṣṇa: "He Kṛṣṇa, he Rādhārāṇī, he energie, neem me alstublieft in Uw dienst." ''Ayi nanda-tanuja patitaṁ kiṅkaraṁ māṁ viṣame bhavāmbudhau''. Dit is Chaitanya Mahāprabhu's lering: "O mijn Heer, ''Nanda-tanuja'' ..." Kṛṣṇa wordt erg blij als je Zijn naam en Zijn activiteiten verbindt met een toegewijde. Hij is niet onpersoonlijk. Kṛṣṇa heeft geen naam, maar als Hij met Zijn toegewijde omgaat is er een naam. Net zoals Kṛṣṇa omgaat met Nanda Mahārāja, dat de houten slippers van Nanda Mahārāja ... Yaśodāmayī vroeg aan kind Kṛṣṇa - hebben jullie de tekening gezien? - "Wil Je de slippers van Je vader brengen?" "Ja!" Meteen nam Hij ze op Zijn hoofd. Zie je? Dit is Kṛṣṇa. Dus Nanda Mahārāja was erg tevreden: "Oh, je zoon is erg goed. Hij kan zo'n vracht dragen." Dus dit is omgaan.
 
Daarom roept Chaitanya Mahāprabhu Kṛṣṇa aan: ''ayi nanda-tanuja'': "O Kṛṣṇa, die uit het lichaam van Nanda Mahārāja is geboren ..." Net als de vader de lichaam gevende persoon is, zaad gevende vader, evenzo, Kṛṣṇa, alhoewel Hij de oorsprong van alles is, maar toch is Hij geboren door het zaad van Nanda Mahārāja. Dit is Kṛṣṇa-''līlā''. ''Ayi nanda-tanuja patitaṁ kiṅkaraṁ māṁ viṣame bhavām-budhau'' ([[Vanisource:CC Antya 20.32|CC Antya 20.32, Śikṣāṣṭaka 5]]). Chaitanya Mahāprabhu riep Kṛṣṇa nooit aan met: "O Almachtige." Dit is onpersoonlijk. Hij zegt: ''ayi nanda-tanuja'', beperkt, "Zoon van Nanda Mahārāja." Zoon van Nanda Mahārāja. Dus dit is ''bhakti''. Hij is onbeperkt. Net als Kuntīdevī verbaasd was toen ze bedacht dat Kṛṣṇa bang was voor Yaśodāmayī. Je kent deze ''śloka''. Dus ze was verbaasd dat: "Kṛṣṇa, die zo verheven en groot is dat iedereen bang voor Hem is, maar Hij is bang voor Yaśodāmayī geworden."
 
Dus hier kunnen de toegewijden van genieten, niet de atheïstische soort mensen of niet-toegewijden, die kunnen het niet begrijpen. Daarom zei Kṛṣṇa: ''bhaktyā mām abhijānāti'' ([[NL/BG 18.55|BG 18.55]]). Alleen de toegewijden, geen anderen. Anderen hebben geen toegang om dit koninkrijk te begrijpen. Als je Kṛṣṇa wilt begrijpen, het is alleen mogelijk door ''bhakti''. Noch kennis, noch ''yoga'', noch ''karma'', noch ''jñāna'', niets - niets zal je helpen. Alleen een toegewijde. En hoe kan je toegewijde worden? Hoe makkelijk is het? Zie hier Prahlāda Mahārāja, onschuldig kind, gewoon zijn eerbetuigingen aanbieden. En Kṛṣṇa vraagt je ook: ''man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru'' ([[NL/BG 18.65|BG 18.65]]). Als je oprecht deze vier dingen doet - denk altijd aan Kṛṣṇa; ''Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare'', (toegewijden chanten mee) ''Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare''. Dus dit is aan Kṛṣṇa denken, ''man-manā''. En je kan vasthouden aan het principe van de Hare Kṛṣṇa ''mantra'' als je een zuivere toegewijde bent. Zonder zuivere toegewijde te zijn is het erg moeilijk. Het is vermoeiend. Maar we zullen oefenen. ''Abhyāsa-yoga-yuktena'' ([[NL/BG 8.8|BG 8.8]]).  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 15:58, 29 January 2021



Lecture on SB 7.9.5 -- Mayapur, February 25, 1977

Denk niet dat God geen gevoel heeft, denken, voelen. Nee. Alles is er. Tenzij Hij sympathieke gevoelens in Hem heeft, waar hebben wij het vandaan? Want alles komt van God. Janmādy asya yataḥ (SB 1.1.1). Athāto brahma jijñāsā. Wat is Brahman? Brahman betekent de oorspronkelijke bron van alles. Dat is Brahman. Bṛhatvāt bṛhanatvāt.

Dus als dit gevoel er niet is in God, hoe kan hij dan God zijn? Net zoals wanneer een onschuldig klein kind komt en ons respect aanbiedt, worden we meteen gevoelig, barmhartig: "Oh, hier is een aardig kind." Dus Heer Kṛṣṇa, Nṛsiṁha-deva, werd ook pariplutaḥ, gevoelig barmhartig, niet gewoon barmhartig, het gevoel dat: "Hoe onschuldig is dit kind." Dus gevoelvol, utthapya, hielp Hij hem direct overeind: "Mijn lief kind, sta op." En legde onmiddellijk Zijn hand op het hoofd. Utthāpya tac-chīrṣṇy adadhāt karāmbujam. Karāmbhuja, lotus hand, lotus palm. Dus deze gevoelens zijn er. Want deze jongen was verbijsterd dat er zo'n grote mūrti uit de zuilen kwam, en zijn gigantische vader is dood, natuurlijk is hij een beetje verstoord van geest. Dus daarom; vitrasta-dhiyāṁ kṛtābhayam: "Mijn lief kind, wees niet bang. Alles is ok. Ik ben aanwezig, en er is geen angst. Wordt kalm. Ik zal je bescherming geven." Dus dit is de uitwisseling.

Dus het is niet nodig om een hoog geleerd man te worden, Vedantist. Gewoon deze dingen zijn nodig: je wordt onschuldig, aanvaardt de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, en val neer aan Zijn lotusvoeten - alles is compleet. Dit is nodig: eenvoud. Eenvoud. Geloof in Kṛṣṇa. Zoals Kṛṣṇa zei: mattaḥ parataraṁ nānyat kiñcid asti dhanañjaya (BG 7.7). Geloof het! Er is geen ander superieur gezag dan Kṛṣṇa.

En Hij zegt: man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru (BG 18.65). Dit is de instructie. Dit is de kern van alle instructie. Geloof Kṛṣṇa, de Allerhoogste Persoonlijkheid. Hier is Kṛṣṇa. Geloof dat Kṛṣṇa hier is. Onschuldig kind zal geloven, maar ons brein is zo suf, we zullen onderzoeken of de Beeldgedaante van steen of koper of hout gemaakt is?" Want wij zijn niet onschuldig. Wij denken dat deze Beeldgedaante iets is dat van koper gemaakt is. Zelfs als het koper is, koper is niet God? Koper is ook God. Want Kṛṣṇa zegt:

bhūmir āpo ’nalo vāyuḥ
khaṁ mano buddhir eva ca
ahaṅkāra itīyaṁ me
bhinnā prakṛtir aṣṭadhā
(BG 7.4)

Alles is Kṛṣṇa. Zonder Kṛṣṇa is er geen bestaan. Dus waarom kan Kṛṣṇa niet verschijnen zoals Hij wil? Hij kan verschijnen in koper. Hij kan verschijnen in steen. Hij kan verschijnen in hout. Hij kan verschijnen in edelsteen. Hij kan verschijnen in een schilderij. Op elke manier kan Hij ... Dat is almachtig. Maar we moeten het aanvaarden dat: "Hier is Kṛṣṇa." Denk niet dat: "Kṛṣṇa is verschillend van deze Beeldgedaante, en hier hebben we een Beeldgedaante in koperen vorm." Nee. Advaitam acyutam anādim ananta-rūpam (Bs. 5.33). Advaita. Hij heeft vele expansies, maar ze zijn allemaal één.

Dus net zo is Hij vertegenwoordigd in Zijn naam. Abhinnatvān nāma-nāminoḥ (CC Madhya 17.133). Wanneer je de heilige naam van Kṛṣṇa chant, denk dan niet dat de geluid vibratie en Kṛṣṇa verschillend zijn. Nee. Abhinnatvān. Nāma-cintāmaṇi-kṛṣṇaḥ. Zoals Kṛṣṇa cintāmaṇi is, op dezelfde manier is Zijn heilige naam ook cintāmaṇi. Nāma cintāmaṇiḥ kṛṣṇaś caitanya-rasa-vigrahaḥ. Caitanya, vol bewustzijn, nāma-cintāmaṇi-kṛṣṇaḥ. Als we omgaan met de naam, dan moet je weten dat Kṛṣṇa volledig bewust is van je dienst. Je bent aan het aanroepen: "He Kṛṣṇa! He Rādhārāṇī! Neem me alstublieft in Uw dienst." Hare Kṛṣṇa mantra betekent, Hare Kṛṣṇa: "He Kṛṣṇa, he Rādhārāṇī, he energie, neem me alstublieft in Uw dienst." Ayi nanda-tanuja patitaṁ kiṅkaraṁ māṁ viṣame bhavāmbudhau. Dit is Chaitanya Mahāprabhu's lering: "O mijn Heer, Nanda-tanuja ..." Kṛṣṇa wordt erg blij als je Zijn naam en Zijn activiteiten verbindt met een toegewijde. Hij is niet onpersoonlijk. Kṛṣṇa heeft geen naam, maar als Hij met Zijn toegewijde omgaat is er een naam. Net zoals Kṛṣṇa omgaat met Nanda Mahārāja, dat de houten slippers van Nanda Mahārāja ... Yaśodāmayī vroeg aan kind Kṛṣṇa - hebben jullie de tekening gezien? - "Wil Je de slippers van Je vader brengen?" "Ja!" Meteen nam Hij ze op Zijn hoofd. Zie je? Dit is Kṛṣṇa. Dus Nanda Mahārāja was erg tevreden: "Oh, je zoon is erg goed. Hij kan zo'n vracht dragen." Dus dit is omgaan.

Daarom roept Chaitanya Mahāprabhu Kṛṣṇa aan: ayi nanda-tanuja: "O Kṛṣṇa, die uit het lichaam van Nanda Mahārāja is geboren ..." Net als de vader de lichaam gevende persoon is, zaad gevende vader, evenzo, Kṛṣṇa, alhoewel Hij de oorsprong van alles is, maar toch is Hij geboren door het zaad van Nanda Mahārāja. Dit is Kṛṣṇa-līlā. Ayi nanda-tanuja patitaṁ kiṅkaraṁ māṁ viṣame bhavām-budhau (CC Antya 20.32, Śikṣāṣṭaka 5). Chaitanya Mahāprabhu riep Kṛṣṇa nooit aan met: "O Almachtige." Dit is onpersoonlijk. Hij zegt: ayi nanda-tanuja, beperkt, "Zoon van Nanda Mahārāja." Zoon van Nanda Mahārāja. Dus dit is bhakti. Hij is onbeperkt. Net als Kuntīdevī verbaasd was toen ze bedacht dat Kṛṣṇa bang was voor Yaśodāmayī. Je kent deze śloka. Dus ze was verbaasd dat: "Kṛṣṇa, die zo verheven en groot is dat iedereen bang voor Hem is, maar Hij is bang voor Yaśodāmayī geworden."

Dus hier kunnen de toegewijden van genieten, niet de atheïstische soort mensen of niet-toegewijden, die kunnen het niet begrijpen. Daarom zei Kṛṣṇa: bhaktyā mām abhijānāti (BG 18.55). Alleen de toegewijden, geen anderen. Anderen hebben geen toegang om dit koninkrijk te begrijpen. Als je Kṛṣṇa wilt begrijpen, het is alleen mogelijk door bhakti. Noch kennis, noch yoga, noch karma, noch jñāna, niets - niets zal je helpen. Alleen een toegewijde. En hoe kan je toegewijde worden? Hoe makkelijk is het? Zie hier Prahlāda Mahārāja, onschuldig kind, gewoon zijn eerbetuigingen aanbieden. En Kṛṣṇa vraagt je ook: man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru (BG 18.65). Als je oprecht deze vier dingen doet - denk altijd aan Kṛṣṇa; Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare, (toegewijden chanten mee) Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare. Dus dit is aan Kṛṣṇa denken, man-manā. En je kan vasthouden aan het principe van de Hare Kṛṣṇa mantra als je een zuivere toegewijde bent. Zonder zuivere toegewijde te zijn is het erg moeilijk. Het is vermoeiend. Maar we zullen oefenen. Abhyāsa-yoga-yuktena (BG 8.8).