NL/Prabhupada 0574 - Je mag het lichaam niet doden zonder toestemming. Dat is zondig: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0574 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1973 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
(Vanibot #0023: VideoLocalizer - changed YouTube player to show hard-coded subtitles version)
 
Line 6: Line 6:
[[Category:NL-Quotes - in United Kingdom]]
[[Category:NL-Quotes - in United Kingdom]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0573 - Ik ben bereid om met ieder Gods bewust persoon te praten|0573|NL/Prabhupada 0575 - Ze worden in duisternis en onwetendheid gehouden|0575}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 14: Line 17:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|7V6PLlxAVn8|Je kunt het lichaam niet doden zonder toestemming. Dat is zondig <br />- Prabhupāda 0574}}
{{youtube_right|OPN7BrLVkKA|Je mag het lichaam niet doden zonder toestemming. Dat is zondig <br />- Prabhupāda 0574}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK (from English page -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK (from English page -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/w/images/730825BG-LON_clip01.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/730825BG-LON_clip01.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 26: Line 29:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT (from DotSub) -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT (from DotSub) -->
"Voor de ziel is er nooit geboorte of dood. Ook, na een keer geweest te zijn, heeft hij nooit opgehouden te bestaan. Hij is ongeboren, eeuwig, immer-bestaande, onsterfelijk en ongerept. Hij wordt niet gedood wanneer het lichaam wordt gedood."  
"Voor de ziel is er nooit geboorte of dood. Noch, na eenmaal te zijn, zal hij nooit ophouden te bestaan. Hij is ongeboren, eeuwig, immer-bestaand, onsterfelijk en ongerept. Hij wordt niet gedood wanneer het lichaam wordt gedood."  


Dus, op verschillende manieren, probeert Kṛṣṇa ons ervan te overtuigen hoe de ziel onsterfelijk is. Verschillende manieren. Ya enaṁ vetti hantāram ([[Vanisource:BG 2.19|BG 2.19]]). Wanneer er een gevecht is, dus als er een is gedood of... Dus Kṛṣṇa zegt dat als men denkt dat "Deze man heeft deze man gedood," dus, of: "Deze man kan deze man doden," dit soort kennis is niet perfect. Niemand doodt niemand. Dan de slagers, ze kunnen zeggen dat "Waarom klaag je dat we aan het doden zijn?" Ze doden het lichaam, maar je kunt niet doden als er een gebod "Gij zult niet doden" is. Dat betekent dat je het lichaam niet kan doden, zelfs zonder toestemming. Je kunt niet doden. Hoewel de ziel niet wordt gedood, wordt het lichaam gedood, evenzo kan je het lichaam niet doden zonder toestemming. Dat is zondig. Bijvoorbeeld dat een man leeft in een appartement. Dus op de een of andere manier stuur je hem weg van dat, illegaal, je stuurt hem weg. Dus de man gaat weg en zal ergens onderdak nemen. Dat is een feit. Maar omdat je hem uit de buurt van zijn bona fide positie hebt gestuurd, ben je een crimineel. Je kunt niet zeggen: "Hoewel ik weg heb gestuurd, zal hij een plaats krijgen." Nee, dat is goed, maar je hebt geen macht om hem weg te sturen. Hij was in zijn rechtspositie om in dat appartement te wonen, en omdat je hem met geweld hebt weggestuurd ben je crimineel, je moet gestraft worden.  
Dus op verschillende manieren probeert Kṛṣṇa ons ervan te overtuigen hoe de ziel onsterfelijk is. Verschillende manieren. ''Ya enaṁ vetti hantāram'' ([[NL/BG 2.19|BG 2.19]]). Wanneer er een gevecht is, dus als er iemand gedood wordt of ... Dus Kṛṣṇa zegt dat als men denkt dat: "Deze man heeft die man gedood," dus, of: "Deze man kan die man doden," dit soort kennis is niet perfect. Niemand doodt niemand. Dan kunnen de slagers zeggen dat: "Waarom klaag je dan dat wij doden?" Ze doden het lichaam, maar je mag niet doden als er een gebod is: "Gij zult niet doden". Dat betekent dat je zelfs het lichaam niet mag doden zonder toestemming. Je mag niet doden. Hoewel de ziel niet wordt gedood, het lichaam wordt gedood, toch mag je het lichaam niet doden zonder toestemming. Dat is zondig.  


Dus dit argument van de slagers of de dierenmoordenaars of enige vorm van doden, ze kunnen het niet beargumenteren. Dat "Hier, Bhagavad-gītā zegt dat de ziel nooit wordt gedood, na hanyate hanyamāne śarīre ([[Vanisource:BG 2.20|BG 2.20]]), zelfs na het vernietigen van het lichaam. Dus waarom klaag je dat we doden?" Dus dit is het argument, dat je het lichaam niet eens kan doden. Dat is niet toegestaan. Dat is zondig. Ubhau tau na vijānīto nāyaṁ hanti na hanyate. Dus niemand doodt niemand, noch iemand wordt gedood door anderen. Dit is een ding. Nogmaals, op een andere manier, Kṛṣṇa zegt, na jāyate: het levend wezen neemt nooit geboorte. De geboorte is van het lichaam of de dood is van het lichaam. Levend wezen, de spirituele vonk, dat onderdeel van Kṛṣṇa zijn, zoals Kṛṣṇa niet geboren wordt, sterft niet... Ajo 'pi sann avyayātmā. U zult in het vierde hoofdstuk vinden. Ajo 'pi. Kṛṣṇa is aja. Aja betekent degene die nooit geboorte neemt. Op dezelfde manier, we zijn een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa, wij nemen ook nooit geboorte. De geboorte en de dood van dit lichaam, en we zijn zo geabsorbeerd in het lichamelijk begrip van het leven dat wanneer er geboorte of overlijden van het lichaam is we voelen de pijn en het genot. Er is geen plezier natuurlijk. Geboorte en dood, het is zeer pijnlijk. Want... Dat is al uitgelegd. Het bewustzijn van de ziel is verspreid over het hele lichaam. Daarom de pijn en genot voelend als gevolg van dit lichaam. Dus Kṛṣṇa heeft al geadviseerd dat dergelijke vormen van pijn en genot, mātrā-sparśās tu kaunteya ([[Vanisource:BG 2.14|BG 2.14]]), raken slechts de huid, men moet niet veel gehinderd worden. Tāṁs titikṣasva bhārata. Op deze manier als we denken over onze positie, zelfrealisatie, hoe we anders zijn dan het lichaam... Eigenlijk is dit meditatie. Als we heel serieus nadenken over onszelf en over het lichaam, dat is zelfrealisatie. Zelfrealisatie betekent dat ik niet dit lichaam ben, ik ben ahaṁ brahmāsmi, ik ben ziel. Dat is zelfrealisatie.
Bijvoorbeeld, er is een man die in een appartement woont. Dus op de een of andere manier stuur je hem daar weg, je stuurt hem illegaal weg. Dus de man gaat weg en zal ergens onderdak nemen. Dat is een feit. Maar omdat je hem uit zijn geëigende situatie hebt gestuurd ben je een crimineel. Je kan niet zeggen: "Hoewel ik hem weg heb gestuurd zal hij wel een plaats krijgen." Nee. Dat is oké, maar je hebt geen recht om hem weg te sturen. Het was zijn rechtspositie om in dat appartement te wonen, en omdat je hem met dwang hebt weggestuurd ben je crimineel, je moet gestraft worden.
 
Dus het argument, de slagers of de dierendoders of wat voor soort doder, ze hebben geen argumenten. Hier zegt de Bhagavad-gītā dat de ziel nooit wordt gedood: ''na hanyate hanyamāne śarīre'' ([[NL/BG 2.20|BG 2.20]]), zelfs na het vernietigen van het lichaam. "Dus waarom klaag je dat we doden?" Dus dit is het argument, dat je het lichaam niet eens mag doden. Dat is niet toegestaan. Dat is zondig. ''Ubhau tau na vijānīto nāyaṁ hanti na hanyate''. ([[NL/BG 2.19|BG 2.19]]) Dus niemand doodt iemand, noch wordt iemand gedood door anderen. Dit is één ding.  
 
Nogmaals, op een andere manier zegt Kṛṣṇa: ''na jāyate'': het levende wezen neemt nooit geboorte. De geboorte en de dood is van het lichaam. Het levende wezen, de spirituele vonk, dat een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa is, zoals Kṛṣṇa niet wordt geboren en niet sterft. ''Ajo 'pi sann avyayātmā''. ([[NL/BG 4.6|BG 4.6]]) Dat zal je in het vierde hoofdstuk zien. ''Ajo 'pi''. Kṛṣṇa is ''aja''. ''Aja'' betekent degene die nooit geboorte neemt. Vergelijkbaar, wij zijn een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa, wij nemen ook nooit geboorte. De geboorte en de dood is van dit lichaam. En we zijn zo geabsorbeerd met de lichamelijke levensopvatting dat wanneer er geboorte of dood van het lichaam is wij de pijn en het plezier voelen. Er is natuurlijk geen plezier. Geboorte en dood, het is heel pijnlijk. Want ... Dat is al uitgelegd. Het bewustzijn van de ziel is over het hele lichaam verspreid. Daarom wordt de pijn en genot van dit lichaam gevoeld.  
 
Dus Kṛṣṇa heeft al geadviseerd dat die soorten pijn en genot: ''mātrā-sparśās tu kaunteya'' ([[NL/BG 2.14|BG 2.14]]), raken slechts de huid, men moet zich er niet veel aan storen. ''Tāṁs titikṣasva bhārata''. Als we op deze manier over onze positie denken, zelfrealisatie, hoe we van het lichaam verschillen ... Eigenlijk is dit meditatie. Als we heel serieus nadenken over onszelf en over het lichaam, dat is zelfrealisatie. Zelfrealisatie betekent; ik ben niet dit lichaam, ''ahaṁ brahmāsmi'', ik ben de spirituele ziel. Dat is zelfrealisatie.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 16:18, 29 January 2021



Lecture on BG 2.19 -- London, August 25, 1973

"Voor de ziel is er nooit geboorte of dood. Noch, na eenmaal te zijn, zal hij nooit ophouden te bestaan. Hij is ongeboren, eeuwig, immer-bestaand, onsterfelijk en ongerept. Hij wordt niet gedood wanneer het lichaam wordt gedood."

Dus op verschillende manieren probeert Kṛṣṇa ons ervan te overtuigen hoe de ziel onsterfelijk is. Verschillende manieren. Ya enaṁ vetti hantāram (BG 2.19). Wanneer er een gevecht is, dus als er iemand gedood wordt of ... Dus Kṛṣṇa zegt dat als men denkt dat: "Deze man heeft die man gedood," dus, of: "Deze man kan die man doden," dit soort kennis is niet perfect. Niemand doodt niemand. Dan kunnen de slagers zeggen dat: "Waarom klaag je dan dat wij doden?" Ze doden het lichaam, maar je mag niet doden als er een gebod is: "Gij zult niet doden". Dat betekent dat je zelfs het lichaam niet mag doden zonder toestemming. Je mag niet doden. Hoewel de ziel niet wordt gedood, het lichaam wordt gedood, toch mag je het lichaam niet doden zonder toestemming. Dat is zondig.

Bijvoorbeeld, er is een man die in een appartement woont. Dus op de een of andere manier stuur je hem daar weg, je stuurt hem illegaal weg. Dus de man gaat weg en zal ergens onderdak nemen. Dat is een feit. Maar omdat je hem uit zijn geëigende situatie hebt gestuurd ben je een crimineel. Je kan niet zeggen: "Hoewel ik hem weg heb gestuurd zal hij wel een plaats krijgen." Nee. Dat is oké, maar je hebt geen recht om hem weg te sturen. Het was zijn rechtspositie om in dat appartement te wonen, en omdat je hem met dwang hebt weggestuurd ben je crimineel, je moet gestraft worden.

Dus het argument, de slagers of de dierendoders of wat voor soort doder, ze hebben geen argumenten. Hier zegt de Bhagavad-gītā dat de ziel nooit wordt gedood: na hanyate hanyamāne śarīre (BG 2.20), zelfs na het vernietigen van het lichaam. "Dus waarom klaag je dat we doden?" Dus dit is het argument, dat je het lichaam niet eens mag doden. Dat is niet toegestaan. Dat is zondig. Ubhau tau na vijānīto nāyaṁ hanti na hanyate. (BG 2.19) Dus niemand doodt iemand, noch wordt iemand gedood door anderen. Dit is één ding.

Nogmaals, op een andere manier zegt Kṛṣṇa: na jāyate: het levende wezen neemt nooit geboorte. De geboorte en de dood is van het lichaam. Het levende wezen, de spirituele vonk, dat een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa is, zoals Kṛṣṇa niet wordt geboren en niet sterft. Ajo 'pi sann avyayātmā. (BG 4.6) Dat zal je in het vierde hoofdstuk zien. Ajo 'pi. Kṛṣṇa is aja. Aja betekent degene die nooit geboorte neemt. Vergelijkbaar, wij zijn een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa, wij nemen ook nooit geboorte. De geboorte en de dood is van dit lichaam. En we zijn zo geabsorbeerd met de lichamelijke levensopvatting dat wanneer er geboorte of dood van het lichaam is wij de pijn en het plezier voelen. Er is natuurlijk geen plezier. Geboorte en dood, het is heel pijnlijk. Want ... Dat is al uitgelegd. Het bewustzijn van de ziel is over het hele lichaam verspreid. Daarom wordt de pijn en genot van dit lichaam gevoeld.

Dus Kṛṣṇa heeft al geadviseerd dat die soorten pijn en genot: mātrā-sparśās tu kaunteya (BG 2.14), raken slechts de huid, men moet zich er niet veel aan storen. Tāṁs titikṣasva bhārata. Als we op deze manier over onze positie denken, zelfrealisatie, hoe we van het lichaam verschillen ... Eigenlijk is dit meditatie. Als we heel serieus nadenken over onszelf en over het lichaam, dat is zelfrealisatie. Zelfrealisatie betekent; ik ben niet dit lichaam, ahaṁ brahmāsmi, ik ben de spirituele ziel. Dat is zelfrealisatie.