NL/Prabhupada 0588 - Wat we ook willen, Krishna zal je het geven

Revision as of 09:47, 2 August 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0588 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1972 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 2.20 -- Hyderabad, November 25, 1972

Zo lang men een klein beetje verlangen heeft dat "Als ik zoals Brahmā zou zijn geworden, of als koning, zoals Jawaharlal Nehru," dan zal ik een lichaam moeten accepteren. Dit verlangen. Kṛṣṇa is zo liberaal, zo vriendelijk. Wat we willen - ye yathā māṁ prapadyante (BG 4.11) - Kṛṣṇa zal je geven. Om iets van Kṛṣṇa te nemen... Net als de Christenen bidden: "O God, geef ons heden ons dagelijks brood." Dus is het een zeer moeilijke taak voor Kṛṣṇa om ons dagelijks brood te geven...? Hij geeft al. Hij geeft dagelijks brood aan iedereen. Dus dit is niet de wijze van het gebed. De wijze van het gebed... Zoals Chaitanya Mahāprabhu zei, mama janmani janmanīśvare bhavatād bhaktir ahaitukī tvayi (CC Antya 20.29, Śikṣāṣṭaka 4). Dit is het gebed. We moeten niet om iets vragen. Kṛṣṇa, God, heeft een ruime regeling getroffen voor ons onderhoud. Pūrṇasya pūrṇam ādāya pūrṇam evāvaśiṣyate (ISO Invocation). Maar het wordt beperkt door de natuur als we zondig zijn. We worden atheïsten. We worden demonen. Vervolgens wordt het aanbod beperkt. Dan huilen wij voor: "O, er is geen regen. Er is geen, nee..." Dat is de beperking van de natuur. Maar vanuit God's regeling, is er voldoende voedsel voor iedereen. Eko bahūnāṁ vidadhāti kāmān. Hij verstrekt aan iedereen.

Dus zo lang zullen we een klein beetje materiële verlangens hebben om ons plan uit te voeren, dan moeten we een stoffelijk lichaam accepteren, en dat heet janma. Anders, het levend wezen heeft geen geboorte en dood. Nu, dit janma en mṛtyu... De levende wezens, ze worden vergeleken met de vonken, en de Allerhoogste Heer als het grote vuur. Dus het grote vuur, dat is de vergelijking. En de kleine vonkjes, beiden zijn vuur. Maar soms vallen de vonken naar beneden van het grote vuur. Dat is onze neergang. Neergang betekent dat we in de materiële wereld komen. Waarom? Gewoon om te genieten, Kṛṣṇa te imiteren. Kṛṣṇa is de allerhoogste genieter. Dus we zijn dienaren. Soms... Het is natuurlijk. De dienaar wil dat "Als ik kon genieten als de meester..." Dus wanneer dit gevoel of deze stelling komt, dat wordt māyā genoemd. Omdat we niet de genieter zijn. Dit is onjuist. Als ik denk dat ik de genieter kan worden, zelfs in deze materiële wereld, de zogenaamde... Ze zijn, iedereen probeert genieter te worden. En de laatste valstrik van genieter betekent, dat men denkt dat "Nu zal ik God worden." Dit is een laatste valstrik. Allereerst wil ik manager, of eigenaar worden. Toen premier. Dan dit en dat. En wanneer alles in de war is gebracht, dan denkt men dat "Nu zal ik God worden." Dat betekent dat dezelfde neiging om meester te worden, Kṛṣṇa na te bootsen, dat is er aan de hand.