NL/Prabhupada 0589 - We walgen van deze materiële variëteiten

Revision as of 10:32, 2 August 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0589 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1972 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 2.20 -- Hyderabad, November 25, 1972

Daarom is dit verlangen, dat ik zal opgaan in het bestaan ​​van God, ik zal één worden... Net zoals in het voorbeeld wordt gegeven dat: "Ik ben een druppel water. Nu zal ik opgaan in de grote oceaan. Daarom zal ik de oceaan worden." Dit voorbeeld wordt over het algemeen gegeven door de Māyāvādī filosofen. De druppel water is, wanneer vermengd met het oceaan water, ze worden één. Dat is slechts verbeelding. Elk water, moleculaire. Er zijn, er zijn zo veel individuele moleculaire delen. Afgezien van dat, stel dat je je mengt met het water, en in het Brahman bestaan opgaat, de samudra, de zee of de oceaan. Dan zul je weer worden verdampt, omdat het water van de oceaan wordt verdampt en het uitgegroeid tot een wolk en weer naar beneden valt op de grond, en het gaat weer naar beneden naar de oceaan. Dit is er aan de hand. Dit wordt āgamana-gamana genoemd, komen en opnieuw mengen. Dus wat is het voordeel? Maar de Vaiṣṇava filosofie zegt dat we niet willen mengen met het water; we willen een vis in de oceaan worden. Dat is erg aardig. Als men een vis wordt, een grote vis of kleine vis... Het maakt niet uit. Als je diep in het water gaat, dan is er geen verdamping meer. Je blijft.

Ook de spirituele wereld, de Brahman gloed, als... Nirbheda-brahmānusandhi. Degenen die proberen om op te gaan in het Brahman bestaan, voor hen, het is niet erg veilig. Dat wordt uitgelegd in het Śrīmad-Bhāgavatam: vimukta-māninaḥ. Vimukta-māninaḥ. Ze denken dat "Nu ben ik samengevoegd in de Brahman gloed. Nu ben ik veilig." Nee, het is niet veilig. Want er wordt gezegd, āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty (SB 10.2.32). Zelfs na grote ascese en boete, kan men omhoog stijgen, paraṁ Padam, in de, overgaand in de Brahman gloed. Toch, van daar, valt hij naar beneden. Hij valt naar beneden. Omdat Brahman, de ziel, is ānandamaya. En Kṛṣṇa, of het Absolute, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, is ānandamayo 'bhyāsāt (Vedānta-sūtra 1.1.12), sac-cid-ānanda-vigrahaḥ (Bs. 5.1). Dus gewoon door de samenvoeging in het Brahman bestaan, kan men niet ānandamaya worden. Net als je zeer hoog in de lucht gaat. Dus om in de lucht te blijven, het is niet erg ānandamaya. Als je toevlucht kunt zoeken op een of andere planeet, dan is het ānandamaya. Zo niet, dan moet je weer terug komen op deze planeet.

Dus nirviśeṣa, zonder variëteiten kan er geen ānanda zijn. Variëteit is de moeder van genot. Dus we proberen om... We walgen van deze materiële soorten. Daarom proberen enkelen om deze soorten nul te maken en enkelen proberen om deze soorten onpersoonlijk te maken. Maar dat zal ons niet het exacte transcendentale genoegen geven. Als je kunt gaan in de Brahman schittering en toevlucht neemt tot Kṛṣṇa of Nārāyaṇa... Er zijn talloze planeten in het Brahman schittering. Ze heten Vaikuṇṭhaloka. En de bovenste Vaikuṇṭhaloka heet Goloka Vṛndāvana. Dus als je het geluk hebt om toevlucht te zoeken in een van deze planeten, dan ben je voor eeuwig gelukkig in gelukzalige toestand van kennis. Anders, gewoon om samengevoegd te zijn in de Brahman schittering is niet erg veilig. Omdat we ānanda willen. Dus in onpersoonlijke nul-standaard kan er geen ānanda zijn. Maar omdat we geen informatie hebben, de Māyāvādī filosofen, van de Vaikuṇṭha planeten, ze komen terug naar deze, opnieuw naar deze materiële planeten. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adhaḥ (SB 10.2.32). Adhaḥ betekent in deze materiële wereld. Dat heb ik vele malen uitgelegd. Er zijn zo veel grote, grote sannyāsīs. Ze geven deze materiële wereld op als mithyā, jagan mithyā, en nemen sannyāsa, en dan weer, na een paar dagen, komen ze naar sociale diensten, de politiek. Omdat ze niet konden realiseren wat Brahman is. Zij, voor ānanda, moeten ze deel nemen aan deze materiële activiteiten. Omdat ānanda ... We willen ānandamayo 'bhyāsāt (Vedānta-sūtra 1.1.12). Dus als er geen spirituele ānanda is, er moet, dan moeten ze tot de inferieure kwaliteit komen. De materiële wereld is inferieure kwaliteit. Aparā. Als we spirituele ānanda of superieur plezier niet kunnen krijgen, dan moeten we dit materiele genoegen nemen. Omdat we plezier willen. Iedereen is op zoek naar plezier.