NL/Prabhupada 0589 - We walgen van deze materiële variëteiten



Lecture on BG 2.20 -- Hyderabad, November 25, 1972

Daarom is het verlangen dat ik zal opgaan in het bestaan ​​van God, dat ik één zal worden ... Net zoals in het voorbeeld dat: "Ik ben een druppel water. Nu zal ik opgaan in de grote oceaan. Daarom zal ik de oceaan worden." Dit voorbeeld wordt meestal gegeven door de māyāvādī filosofen. Wanneer de druppel water wordt vermengd met het oceaan water worden ze één. Dat is slechts verbeelding. Elk water molecuul. Er zijn zoveel individuele moleculen. Afgezien daarvan, stel dat je mengt met het water en opgaat in het Brahman bestaan, de samudra, de zee of de oceaan. Dan zal je weer worden verdampt, omdat het water uit de oceaan verdampt en een wolk wordt en weer op de grond valt, en weer naar de oceaan gaat. Dit is er aan de hand. Dit heet āgamana-gamana; komen en opnieuw mengen. Dus wat is het voordeel? Maar de Vaiṣṇava filosofie zegt dat we niet met het water willen mengen, we willen een vis in de oceaan worden. Dat is heel fijn. Als men een vis wordt, een grote vis of kleine vis ... Het maakt niet uit. Als je diep in het water gaat dan is er geen verdamping meer. Je blijft.

Net zo de spirituele wereld, de Brahman gloed, als ... Nirbheda-brahmānusandhi. Degenen die proberen op te gaan in het Brahman bestaan, voor hun is het niet erg veilig. Dat wordt uitgelegd in het Śrīmad-Bhāgavatam: vimukta-māninaḥ. Vimukta-māninaḥ. Ze denken dat: "Nu ben ik opgegaan in de Brahman gloed. Nu ben ik veilig." Nee, het is niet veilig. Want er wordt gezegd: āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty (SB 10.2.32). Zelfs na grote soberheid en boetedoening kan men omhoog stijgen, paraṁ padam, opgaan in de Brahman gloed. Toch valt hij van daar naar beneden. Hij valt naar beneden. Want Brahman, de spirituele ziel, is ānandamaya. Zoals Kṛṣṇa, of de Absolute, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, is ānandamayo 'bhyāsāt (Vedānta-sūtra 1.1.12), sac-cid-ānanda-vigrahaḥ (Bs. 5.1). Dus door alleen op te gaan in het Brahman bestaan kan men niet ānandamaya worden. Net als je heel hoog de lucht ingaat. Dus om in de lucht te blijven is niet erg ānandamaya. Als je toevlucht kan vinden op een planeet, dan is het ānandamaya. Anders moet je weer terug komen op deze planeet.

Dus nirviśeṣa, zonder variëteiten kan er geen ānanda zijn. Variëteit is de moeder van het genieten. Dus we proberen om ... We walgen van deze materiële variëteiten. Daarom proberen sommigen deze variëteiten nul te maken en sommigen proberen deze variëteiten onpersoonlijk te maken. Maar dat zal ons niet het exacte transcendentale plezier geven. Als je in de Brahman gloed kan gaan en toevlucht neemt bij Kṛṣṇa of Nārāyaṇa ... Er zijn ontelbare planeten in het Brahman gloed. Ze heten Vaikuṇṭhaloka. En de hoogste Vaikuṇṭhaloka heet Goloka Vṛndāvana. Dus als je het geluk hebt om toevlucht te zoeken in één van deze planeten, dan ben je voor eeuwig gelukkig in gelukzalige toestand van kennis. Anders, alleen maar opgaan in de Brahman schittering is niet erg veilig. Want we willen ānanda. Dus in de onpersoonlijke nul-standaard kan er geen ānanda zijn. Maar omdat de māyāvādī filosofen geen informatie hebben over de Vaikuṇṭha planeten komen ze opnieuw terug naar deze materiële planeten. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adhaḥ (SB 10.2.32). Adhaḥ betekent in deze materiële wereld. Dat heb ik vele malen uitgelegd. Er zijn zo veel grote sannyāsī's. Ze geven deze materiële wereld op als mithyā, jagan mithyā, en nemen sannyāsa en dan komen ze na een paar dagen weer naar sociale diensten en de politiek. Omdat ze niet konden realiseren wat Brahman is. Voor ānanda moeten ze deel nemen aan deze materiële activiteiten. Omdat ānanda ... We willen ānandamayo 'bhyāsāt (Vedānta-sūtra 1.1.12). Dus als er geen spirituele ānanda is, dan moeten ze naar de inferieure kwaliteit komen. De materiële wereld is inferieure kwaliteit. Aparā. Als we geen spirituele ānanda of superieur plezier kunnen krijgen dan moeten we dit materiële plezier nemen. Omdat we plezier willen. Iedereen is op zoek naar plezier.