NL/Prabhupada 0624 - God is eeuwig en wij zijn ook eeuwig

Revision as of 13:19, 11 August 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 French Pages with Videos Category:Prabhupada 0624 - in all Languages Category:FR-Quotes - 1972 Category:FR-Quotes - Le...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 2.13 -- Pittsburgh, September 8, 1972

Dus moeten we deze kennis van het gezag nemen. Hier spreekt Kṛṣṇa. Hij is gezag. Wij aanvaarden Kṛṣṇa: de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Zijn kennis is perfect. Hij kent verleden, heden en toekomst. Daarom onderwijst Hij Arjuna, "Mijn beste Arjuna, de ziel in dit lichaam is eeuwig." Dat is een feit. Net zoals ik kan begrijpen, Ik was in het verleden, ik ben in de heden, dus ik moet in de toekomst zijn. Dit zijn drie fasen van de tijd, verleden, heden en toekomst. Op een andere plaats lezen we in deze Bhagavad-gītā, na jāyate na mriyate vā kadācit (BG 2.20). Het levend wezen is nooit geboren; noch sterft het. Na jāyate betekent hij neemt nooit de geboorte. Na jāyate na mriyate, het sterft nooit. Nityaṁ śāśvato 'yam, na hanyate hanyamāne śarīre (BG 2.20). Het is eeuwig, śāśvata, altijd bestaand. Na hanyate hanyamāne śarīre (BG 2.20). Door vernietiging van dit lichaam gaat de ziel niet sterven. Dit wordt ook bevestigd in de Upaniṣads, Veda's: nityo nityānāṁ cetanaś cetanānām eko bahūnāṁ vidadhāti kāmān (Kaṭha Upaniṣad 2.2.13). God is ook eeuwig, en wij zijn ook eeuwig. We maken deel uit van God. Net als goud en fragmenten van goud; beiden zijn goud. Hoewel ik een fragment ben, een deeltje van goud of de ziel, toch ben ik ziel. Dus we krijgen deze informatie dat zowel God als wij, levende wezens, we zijn eeuwig. Nityo nityānām, nitya betekent eeuwig.

Dus twee woorden zijn er. Een daarvan is enkelvoud, nitya, eeuwig, en de andere is meervoud, nityānām. Dus we zijn meervoud. Meervoud eeuwigen. We weten niet wat de numerieke kracht van de levende wezens is. Ze worden omschreven als asaṅkhya. Asaṅkhya betekent ​​zonder tel capaciteit. Miljoenen en triljoenen. Wat is dan het verschil tussen het enkelvoud en het meervoud? Het meervoud is afhankelijk van het enkelvoud. Eko bahūnāṁ vidadhāti kāmān. Het enkelvoud eeuwige geeft alle benodigdheden van het leven aan het meervoud, wij levende entiteiten. Dat is een feit, dat kunnen we onderzoeken door onze intelligentie. Uit 8.400.000 verschillende vormen van het leven, zijn wij beschaafde mensen zeer weinig. Maar anderen, hun aantal is zeer groot. Net als in het water. Jalajā nava-lakṣāṇi. Er zijn 900.000 soorten van leven in het water. Sthāvarā lakṣa-viṁśati; en 2.000.000 verschillende vormen van het leven in het plantenrijk, planten en bomen. Jalajā nava-lakṣāṇi sthāvarā lakṣa-viṁśati, kṛmayo rudra-saṅkhyayaḥ. En insecten, er zijn 1.100.000 verschillende soorten van vormen. Kṛmayo rudra-saṅkhyayaḥ pakṣīṇāṁ daśa-lakṣaṇam. En vogels, er zijn 1.000.000 soorten van vormen. Dan beesten, paśavas triṁśa-lakṣāṇi, 3.000.000 soorten dieren, met vier poten. En catur-lakṣāṇi mānuṣaḥ, en de mens, er zijn 400.000 vormen. Onder hen, de meeste van hen zijn onbeschaafd.