NL/Prabhupada 0631 - Ik ben eeuwig, het lichaam is niet eeuwig, dat is een feit

Revision as of 10:45, 13 August 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0631 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1973 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 2.28 -- London, August 30, 1973

Een punt in dit verband is dat 's nachts wanneer ik droom ik dit lichaam vergeet. Dit lichaam, in de droom, ik zie dat ik naar een andere plek ben gegaan, praten met verschillende mensen, en mijn positie is anders. Maar in die tijd herinner ik me niet dat mijn lichaam eigenlijk op bed ligt in het appartement waar ik ben gekomen. Maar we herinneren dit lichaam niet. Het is ieders ervaring. Ook wanneer je weer komt, de fase van ontwaken in de ochtend na het opstaan ​​uit het bed, Ik vergeet al de lichamen die ik heb gemaakt in mijn droom. Dus welke is correct? Dit is correct? Dit lichaam is juist, of dat lichaam is juist? Omdat ik 's nachts dit lichaam vergeet, en overdag vergeet ik het andere droom lichaam. Dus beiden zijn niet correct. Het is gewoon hallucinatie. Maar ik ben juist omdat ik 's nachts zie, ik zie overdag. Dus ik ben eeuwig, het lichaam is niet eeuwig. Dit is het feit. Antavanta ime dehā nityasyoktāḥ śarīriṇaḥ (BG 2.18) Śarīriṇaḥ, de eigenaar van het lichaam is eeuwig, maar niet het lichaam. In veel opzichten, Kṛṣṇa verklaart de materiële toestand van het lichaam. Maar degenen die niet erg intelligent zijn, met slechte kennis, het is erg moeilijk voor hen om te begrijpen. Anders, dingen zijn heel duidelijk. Dit punt is heel duidelijk. Dat ik dit lichaam s'nachts vergeet, en overdag vergeet ik het lichaam s'nachts. Dit is een feit. Op dezelfde manier kan ik het lichaam van mijn laatste verschijning vergeten, laatste duur van het leven, of ik weet misschien niet wat het toekomstige lichaam is. Maar ik zal bestaan, en het lichaam kan veranderen, mar ik moet een ander lichaam accepteren die tijdelijk is. Maar ik, als ik besta, het betekent dat ik een lichaam heb. Dat is spiritueel lichaam.

Dus spiritueel lichaam is bestaande en spirituele vooruitgang betekent in de eerste plaats om spirituele identificatie van mezelf te kennen. Net als Sanātana Gosvāmī naar Sri Chaitanya Mahāprabhu ging na het terugtrekken van zijn ministerschap. Dus hij zei in de eerste plaats dat, ke āmi, kene āmāya jāre tāpa-traya: (CC Madhya 20.112) "Eigenlijk, ik weet niet wat ik ben, en waarom ik onderworpen ben aan de miserabele toestand van het leven." Daarom de miserabele toestand van het leven is dit lichaam. Want ik krijg... In droom ook. Als ik een ander lichaam krijg, vinden we soms dat op de top van de zeer hoge bamboe of hoge berg Ik ben gewoon nu, ik val naar beneden. En ik ben bang, ik huil soms: "Nu, ik ben nu naar beneden aan het vallen." Dus dit lichaam, dit materiële lichaam, welk lichaam ik toe behoor, die ik ben... Eigenlijk behoor ik niet tot een van deze lichamen. Ik heb een apart spiritueel lichaam.

Dus dit menselijk leven is bedoeld voor die realisatie, dat "ik ben niet dit materiële lichaam, ik heb een spiritueel lichaam." Dan zal de volgende vraag zijn, "Wat is dan mijn functie?" In het huidige lichaam, onder een bepaalde materiële toestand, denk ik, "Dit is mijn lichaam," en het lichaam wordt geproduceerd onder bepaalde voorwaarden van dit land of deze familie; Daarom, "Dit is mijn familie, dit is mijn land, dit is mijn natie." Alles in lichamelijk begrip van het leven. En als ik niet dit lichaam ben, dan in relatie met dit lichaam, of mijn familie of mijn land en mijn maatschappij, of mijn andere verhoudingen, ze zijn ook vals omdat het lichaam vals is.