NL/Prabhupada 0636 - Degenen die geleerd zijn maken geen onderscheid dat het geen ziel heeft

Revision as of 10:20, 15 August 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0636 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1973 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 2.30 -- London, August 31, 1973

Daarom dit lichaam, alhoewel dit materieel is, afkomstig van dezelfde bron, het is nog steeds inferieur. Dus wanneer de dehī, of de ziel, maar van nature is het superieur aan de materiële natuur, maar nog steeds, omdat hij gekooid is binnen de materiële natuur, vergeet hij Kṛṣṇa. Dit is het proces. Maar, zoals het hier wordt vermeld, dat dehe sarvasya (BG 2.30), sarvasya dehe, dezelfde ziel is er. Daarom degenen die geen boefjes zijn, die intelligent en in volledige kennis zijn, ze maken geen onderscheid tussen een mens of een dier. Paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ. Omdat hij paṇḍita is, hij heeft geleerd, hij weet dat de ziel er is. Vidyā-vinaya-sampanne brāhmaṇe (BG 5.18). Binnen de eerste-klas geleerd brāhmaṇa, is er de ziel, dezelfde kwaliteit ziel. Vidyā-vinaya-sampanne brāhmaṇe Gavi, in de koe, hastini, in de olifant, śuni - śuni betekent dat de hond - caṇḍāla, de laagste vorm van de mens, overal is de ziel er. Het is niet dat er gewoon in de mens ziel is, of dat er in hogere halfgoden ziel is, en arme dieren geen ziel hebben. Nee, iedereen heeft ... dehe sarvasya bhārata. Dus wie zullen we accepteren? De verklaring van Kṛṣṇa of een schelm filosoof of een zogenaamde religieuze mens? Wie zullen we accepteren? We zullen Kṛṣṇa moeten accepteren, het hoogste gezag, het Opperwezen. Hij zegt sarvasya. Veel plaatsen, zegt Kṛṣṇa. Daarom, degenen die geleerd zijn maken niet zo'n onderscheid dat het geen ziel heeft. Iedereen heeft een ziel. Tasmāt sarvāṇi bhūtāni (BG 2.30). Nogmaals, Hij zegt, sarvāṇi bhūtāni. Na tvaṁ śocitum arhasi. Het is je plicht. Kṛṣṇa benadrukt gewoon het punt dat de ziel eeuwig is, het kan niet worden gedood. Op zoveel manieren. Het lichaam is vergankelijk. "Dus is het je plicht nu om te vechten. Het lichaam kan worden gedood, het lichaam kan worden vernietigd. Maar na hanyate hanyamāne śarīre (BG 2.20). Maar zelfs na de vernietiging van het lichaam bestaat de ziel. Hij krijgt een ander lichaam, dat is alles." Deha, tathā dehāntara-prāptiḥ (BG 2.13). Dehāntara-prāptiḥ. Je moet een ander lichaam krijgen. En dit wordt in het volgende vers ook uitgelegd.

Voor een kṣatriya die betrokken is in de strijd, in de religieuze strijd... Gevecht moet religieus gevecht zijn. De oorzaak moet kloppen. Dan is het gevecht in orde. Dus kṣatriyas die doden in de religieuze strijd, hij is niet verantwoordelijk, hij is niet zondig. Dat wordt gezegd. Net als brāhmaṇa. Hij opof... hij gebruikt een dier voor het offeren. Dat betekent niet dat hij doodt. Op dezelfde manier, kṣatriya, als hij bezig is met het doden, hij is niet zondig. Dit wordt toegelicht in het volgende vers. "Dus het is je plicht." "Wees niet bang dat je je verwanten of uw grootvader doodt. Neem het van Mij, verzekering, dat de dehī, avadhya, kun je niet doden, hij is eeuwig." Welnu, dehe sarvasya bharata, met dit belangrijke punt moet je rekening houden, dat ieder levend wezen, het lichaam is gegroeid op het platform van de ziel. Het lichaam kan heel gigantisch of zeer klein zijn, het maakt niet uit. Maar... Daarom materie wordt geproduceerd of groeit op het platform van de ziel. Niet dat een ziel ontstaat, of levende kracht ontstaan ​​door de combinatie van de materie. Dit is wetenschappelijk oogpunt. Materie is afhankelijk van de ziel. Daarom wordt het inferieur genoemd. Yayedaṁ dhāryate jagat (BG 7.5). Dhāryate, het draagt. De ziel is daar; daarom rust het gigantische universum op de ziel. Ofwel de allerhoogste ziel Kṛṣṇa, of de kleine ziel. Er zijn twee soorten ziel. Ātmā en Paramātmā. Īśvara en parameśvara.