NL/Prabhupada 0650 - Kom uit deze verstrikking door deze perfecte yoga van Krishna-bewustzijn

Revision as of 13:37, 17 August 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0650 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1969 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid URL, must be MP3

Lecture on BG 6.2-5 -- Los Angeles, February 14, 1969

Toegewijde: "In het materiële bestaan is men onderworpen aan de invloed van de geest en de zintuigen. In feite is de zuivere ziel verstrikt in de materiële wereld als gevolg van het ego van de geest die de baas wil spelen over de materiële natuur. Daarom moet de geest getraind worden zodat het niet wordt aangetrokken door de schittering van de materiële natuur. Op deze wijze kan de geconditioneerde ziel gered worden. Men moet zich niet verlagen door aantrekking van zinsobjecten. Hoe meer men wordt aangetrokken door zinsobjecten, hoe meer men verstrikt raakt in het materiële bestaan. De beste manier om jezelf te ontwarren is om de geest altijd bezig te houden in Kṛṣṇa's dienst. Het Sanskriet woord hi wordt in dit vers gebruikt voor het benadrukken van dit punt, dat wil zeggen, dat men dit moet doen. Er wordt ook gezegd: "Voor de mens, de geest is de oorzaak van gebondenheid en de geest is de oorzaak van de bevrijding. Geest verzonken in zinsobjecten is de oorzaak van gebondenheid en geest los van de zinsobjecten is de oorzaak van de bevrijding. Daarom is de geest die altijd bezig is met Kṛṣṇa-bewustzijn de oorzaak van de hoogste bevrijding."

Prabhupāda: Ja. Er is geen kans. De geest altijd bezig houden met Kṛṣṇa-bewustzijn, er is geen kans van gekooid zijn in māyā bewustzijn. Hoe meer we onze geest bezig houden in Kṛṣṇa-bewustzijn, hoe meer je jezelf houdt in het zonlicht, er is geen kans op het gaan in de duisternis. Dat is het proces. Als je wilt, je bent vrij. Je kunt jezelf houden in de ruimte in het donker, en je kan komen in het volle daglicht. Dat hangt af van je keuze. Maar als je in de volle zon komt, is er geen kans van de duisternis. Duisternis kan worden uitgeroeid door het licht, maar licht kan niet worden bedekt door de duisternis. Stel dat je in een donkere kamer bent. Je brengt een lamp. De duisternis is over. Maar je iets donkers neemt en naar het zonlicht gaat, het zal verdwijnen. Dus kṛṣṇa sūrya-sama māyā andhakāra (CC Madhya 22.31). Kṛṣṇa is net als het zonlicht. En māyā is net als de duisternis. Dus wat zal duisternis doen in het zonlicht? Je houdt jezelf in het zonlicht. Duisternis zal falen om te handelen op jou. Dit is de hele filosofie van het Kṛṣṇa-bewustzijn.

Blijf altijd bezig met Kṛṣṇa-bewustzijns activiteiten. Māyā zal niet in staat zijn om je aan te raken. Omdat er geen mogelijkheid is van de duisternis om invloedrijk in het licht te worden. Dat staat in het Śrīmad-Bhāgavatam. Dat wanneer Vyāsadeva, onder de opdracht van zijn geestelijk leraar, Nārada, door bhakti-yoga: bhakti-yogena praṇihite samyak, praṇihite 'male. Bhakti-yogena manasi (SB 1.7.4). Dezelfde geest, manasi betekent geest. Wanneer verlicht door bhakti-yoga, bhakti-licht, bhakti-yogena Manasi samyak praṇihite amale. Wanneer de geest volledig bevrijd raakt van alle vervuiling. Dat kan gedaan worden door bhakti-yoga. Bhakti-yogena manasi samyak praṇihite 'male apaśyat puruṣaṁ pūrṇam. Hij zag de Hoogste Persoonlijkheid van God. Māyāṁ ca tad-apāśrayam. En hij zag deze māyā gewoon op de achtergrond. Apāśrayam. Licht en duisternis, samen met. Net als hier licht is. Er is ook duisternis hier, een beetje duisternis. Dus duisternis blijft onder de beschutting van het licht. Maar licht blijft niet onder de beschutting van de duisternis. Dus Vyāsadeva zag Kṛṣṇa, de Allerhoogste Heer, en dit māyā, duisternis, apāśrayam, net onder Zijn beschutting.

En wie is deze māyā? Dat is uitgelegd. Yayā sammohito jīva. Hetzelfde māyā, dezelfde illusoire energie die deze geconditioneerde zielen heeft bedekt. En wie zijn die geconditioneerden? Yayā sammohito jīva ātmānaṁ tri-guṇātmakam (SB 1.7.5). Hoewel deze ziel zo licht is als Kṛṣṇa of God, hoewel klein. Maar hij identificeert zichzelf met de materiële wereld. Yayā sammohitaḥ, dit heet illusie. Toen we ons identificeerden met deze materie. Yayā sammohito jīva ātmānaṁ tri-guṇātmakam, paro 'pi manute 'nartham. Hoewel hij transcendentaal is, is hij nog steeds bezig met onzinnige activiteiten. Paro 'pi manute' narthaṁ tat-kṛtaṁ cābhipadyate. En hij handelt gedicteerd door deze māyā. Dit is zeer goed uitgelegd in Śrīmad-Bhāgavatam in de Eerste Canto vindt je het zevende hoofdstuk.

Dus onze positie is dat. Dat we spirituele vonken zijn, bliksem vonk. Maar nu zijn we onder deze illusoire energie bedekt, māyā. En we worden gedicteerd door de māyā en handelen, en steeds meer en meer in materiële energie verstrikt. Je moet uit deze verstrikking komen. door deze yoga, of perfecte yoga van het Kṛṣṇa-bewustzijn. Dat is het yoga-systeem.