NL/Prabhupada 0815 - God is getuige en Hij geeft het resultaat

Revision as of 17:01, 2 December 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0815 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1975 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

751013 - Lecture BG 13.01-3 - Durban

God leeft in het centrum van het hart en het levend wezen, woont ook in het centrum van het hart. Ze leven als twee vogels, zittend op de tak van een boom. Dit is een Vedische uitspraak. Twee vogels zittend op de tak van dezelfde boom. Een vogel eet de vruchten van de boom en de andere vogel is hier slechts getuige van. Dat is een Vedische uitspraak. De etende vogel, die zijn wij, levende wezens. We eten van de vruchten als we werken en van het resultaat van ons werk, genieten we. Maar God, de Superziel, Hij is niet geïnteresseerd in het eten van de vruchten van de boom. Hij is in zichzelf voldaan. Hij is gewoon getuige van hoe wij werken. Omdat we met dit lichaam werken en God zit in hetzelfde hart. God is aanwezig, en wij, de individuele ziel, zijn daar ook.

Waarom is hij daar? Omdat Hij onze vriend is. Suhṛdaṁ sarva-bhūtānām (BG 5.29). Dit wordt beschreven in de Veda's, als twee bevriende vogels. God is onze werkelijke vriend, liefhebbende vriend, suhṛdam. Hij probeert onze aandacht te trekken.. Zolang we dat niet doen, veranderen we van lichamen en gaat God met ons mee. Hij is zo vriendelijk, op het juiste moment adviseert Hij ons,. "Waarom verander je van het ene lichaam naar het andere, van het ene lichaam naar het andere? Waarom kom je niet naar Mij en leef je vredig en gelukzalig?" Dat is Gods missie. Yadā yadā hi dharmasya glānir bhavati, tadātmānaṁ sṛjāmy aham (BG 4.7).

God is zo'n grote vriend van ons. Hij is altijd getuige, getuige. En wat we ook verlangen, God geeft ons de faciliteiten: "Goed, je wilt op deze manier genieten? Neem dit lichaam aan en geniet." Eigenlijk ben je niet aan het genieten. Als we bijvoorbeeld geen onderscheid kunnen maken tussen voedsel, dan kunnen we van alles eten, net als zwijnen en varkens. Dus God zegt: "Oké, neem dan het lichaam van een zwijn, een varken, dan kun je alles eten, zelfs ontlasting. Ik geef je de mogelijkheid." Zoals we verlangen, geeft God een bepaald soort lichaam zodat wij kunnen genieten.

īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ
hṛd-deśe 'rjuna tiṣṭhati
bhrāmayan sarva-bhūtāni
yantrārūḍhāni māyayā
(BG 18.61)

Hij geeft de materiële natuur de opdracht: "Deze individuele ziel verlangt een bepaald type lichaam om zo te kunnen genieten, dus geef dit aan hem." De materiële natuur maakt meteen een bepaald type lichaam voor hem klaar. Yaṁ yaṁ vāpi smaran loke tyajaty ante... (BG 8.6). Op het moment van de dood, zoals we verlangen ... Mijn geest is geobsedeerd door een bepaald verlangen, onmiddellijk staat er een soortgelijk lichaam klaar. Daiva-netreṇa, door een superieure wet, neemt het levend wezen plaats in de baarmoeder van een bepaald type moeder, en zo ontwikkelt hij dat specifieke lichaam. Dan komt hij naar buiten en geniet of lijdt. Dat gebeurd er. Bhūtvā bhūtvā pralīyate (BG 8.19).

Dus God is de getuige. Hij is altijd met ons samen. Wat we ook verlangen, waarvoor we ook werken, Hij is de getuige en geeft het resultaat. Daarom zegt Krishna, kṣetra-jñaṁ cāpi māṁ viddhi (BG 13.3): "Ik ben ook een bewoner van dit lichaam, maar wat is het verschil tussen jou en mij? Jij weet iets over je eigen lichaam, maar Ik weet alles over ieders lichaam. Dat is het verschil." Kṣetra-jñaṁ cāpi māṁ viddhi sarva-kṣetreṣu. God kent zelfs de verlangens en activiteiten van een kleine mier, en Hij weet wat de verlangens en activiteiten van Heer Brahmā zijn, het grootste levende wezens in dit universum, en de kleinste, God is overal. Er wordt gezegd, īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ hṛd-deśe 'rjuna tiṣṭhati (BG 18.61): "Hij bevindt zich in ieders hart." Het betekent niet dat Hij alleen in het hart van de brāhmaṇa's leeft en niet in het hart van de mier. In ieders hart.