NL/Prabhupada 0895 - Een toegewijde ziet een gevaarlijke situatie nooit als een heel moeilijke situatie. Hij verwelkomt het: Difference between revisions

 
(Vanibot #0005: NavigationArranger - update old navigation bars (prev/next) to reflect new neighboring items)
 
Line 9: Line 9:
[[Category:Dutch Language]]
[[Category:Dutch Language]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0894 - De plicht moet gedaan worden. Ook al is het een beetje lijden. Dat heet tapasya|0894|NL/Prabhupada 0896 - Als we boeken verkopen, dat is Krishna-bewustzijn|0896}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 17: Line 20:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|8D4ihUfsCB4|Een toegewijde neemt nooit een gevaarlijk standpunt in als een rampzalige positie. Hij verwelkomt het zelfs<br />- Prabhupāda 0895}}
{{youtube_right|8D4ihUfsCB4|Een toegewijde ziet een gevaarlijke situatie nooit als een heel moeilijke situatie. Hij verwelkomt het<br />- Prabhupāda 0895}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>File:730417SB-LOS_ANGELES_clip3.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/730417SB-LOS_ANGELES_clip3.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 29: Line 32:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Dus heb je tong. Jij kan dus Hare Kṛṣṇa chanten. Onmiddellijk heb je ommegang met Krishna. Onmiddellijk. Dit omdat de naam Kṛṣṇa en Kṛṣṇa als persoon niet van elkaar verschillen. Ze Zijn identiek. Zelfs als je denk dat Kṛṣṇa zo ver weg is, zo ver weg... Kṛṣṇa is nooit ver weg. Kṛṣṇa is verblijvend in uzelf. Hij is niet ver weg. Hij is ver weg, en toch zo dichtbij. Zelfs als je denkt dat Kṛṣṇa ver weg is, ver, Zijn naam is daar. Chant Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa is onmiddellijk beschikbaar. Aniyamitaḥ. En om Kṛṣṇa beschikbaar te maken via deze korte weg, zijn er geen harde en strenge regels. Je kunt elk moment chanten, Onmiddellijk heb je ommegang met Kṛṣṇa. Zie gewoon de genade van Kṛṣṇa.  
Dus heb je een tong. Je kan Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa chanten. Je komt meteen in direct contact met Kṛṣṇa. Onmiddellijk. Omdat de naam Kṛṣṇa en de persoon Kṛṣṇa niet verschillend zijn. Identiek. Dus zelfs als je denk dat Kṛṣṇa zo ver weg is. Kṛṣṇa is niet zo ver weg. Kṛṣṇa is in jezelf. Hij is niet ver weg. Hij is heel ver weg en tegelijkertijd het dichtste bij. Dus zelfs als je denkt dat Kṛṣṇa heel ver weg is, Zijn naam is hier. Chant Hare Kṛṣṇa en Kṛṣṇa is onmiddellijk beschikbaar. ''Aniyamitaḥ''. En om Kṛṣṇa beschikbaar te maken via deze korte weg zijn er geen harde strenge regels. Je kan op elke tijd chanten. Onmiddellijk krijg je Kṛṣṇa. Zie de genade van Kṛṣṇa.  


Daarvoor Caitanya Mahāprabhu zegt dit: etādṛśī tava kṛpā. "Mijn dierbare Heer, Jij hebt me zo'n aangename kwaliteiten gegeven om ommegang met U te maken, maar durdaiva, maar mijn, ik ben zo onvolmaakt, ik heb geen binding met deze zaken. Ik heb geen binding. Ik voel me zo aangetrokken tot andere dingen. Maar ik heb geen gevoel voor het chanten van Hare Kṛṣṇa. Dat is mijn onvolmaaktheid." Kṛṣṇa geeft ons zoveel kwaliteiten gegeven, dat Hij aanwezig is in het transcendentaal geluid van Zijn naam. en de naam heeft alle potenties van Kṛṣṇa. Dus als je in contact met de naam blijft, krijg je alle het voordeel van Kṛṣṇa's zegen, maar toch ben ik niet geneigd om Hare Kṛṣṇa mantra zingen. Dit is een gemiste kans.  
Daarom zegt Caitanya Mahāprabhu dat: ''etādṛśī tava kṛpā'' ([[Vanisource:CC Antya 20.16|CC Antya 20.16]]). "Mijn lieve Heer, U heeft mij zulke goede faciliteiten gegeven om verbinding met U te maken, maar, ''durdaiva'', ik ben zo ongelukkig dat ik geen gehechtheid heb met deze dingen. Ik heb zoveel gehechtheden aan andere dingen. Maar ik heb geen gehechtheid aan het chanten van Hare Kṛṣṇa. Dat is mijn ongelukkigheid." Kṛṣṇa heeft zoveel faciliteiten gegeven, dat Hij voor ons aanwezig is in de transcendentaal geluidsvibratie van Zijn naam. En de naam heeft alle vermogens van Kṛṣṇa. Dus als je in contact met de naam blijft dan krijg je al het voordeel van Kṛṣṇa's zegen, maar toch ben ik niet geneigd om de Hare Kṛṣṇa mantra te chanten. Dit is ongelukkigheid.  


Een toegewijde neemt nooit een gevaarlijke positie in als nooit het omgekeerde of een rampzalige positie. Hij verwelkomt allen. Dit omdat hij een ziel is die zich volledig over geeft, hij weet, of het nu gevaar of feest is, ze zijn allemaal verschillende demonstratie van Kṛṣṇa. Kṛṣṇa is absoluut. In de śāstra wordt er beweerd dar er twee soorten zijn, twee kanten, religieus en anti-religie, juist het tegenovergestelde. Maar in de śāstra staat er dat religie slechts het portaal is van God, en anti religie de uitgang is van God. Dus Gods portaal of uitgang, is er enig verschil? God is absoluut. Een toegewijde zal daarom, in weelde of in gevaar, hij wordt niet verstoord. Hij weet dat beide dingen Kṛṣṇa zijn. Verblijvend in een gevaarlijke positie.. "Nu is Kṛṣṇa aan me verschenen als gevaar."  
Dus een toegewijde ziet een gevaarlijke situatie nooit als een tegenslag of een heel moeilijke situatie. Hij verwelkomt het. Want een overgegeven ziel weet dat of het nu gevaar of feest is, het zijn allemaal verschillende manifestaties van Kṛṣṇa. Kṛṣṇa is absoluut. In de ''śāstra'' staat dat net zoals er twee kanten zijn; religieus en irreligieus, juist het tegenovergestelde. Maar in de ''śāstra'' staat dat religieus de voorkant is van God en irreligieus de achterkant is van God. Dus de voorkant of de achterkant van God, is er enig verschil? God is absoluut. Daarom is een toegewijde, in weelde of in gevaar, niet verstoord. Hij weet dat beide dingen Kṛṣṇa zijn. Ofwel in een gevaarlijke positie ... "Nu is Kṛṣṇa voor me verschenen als gevaar." Net zoals Hiraṇyakaśipu en Prahlāda Mahārāja en Nṛsiṁhadeva. Nṛsiṁhadeva is gevaarlijk voor Hiraṇyakaśipu en Hij is de Allerhoogste Vriend van Prahlāda Mahārāja, dezelfde Persoon.


Net zoals Hiraṇyakaśipu en Prahlāda Mahārāja en Nṛsiṁhadeva. Nṛsiṁhadeva is zo gevaarlijk voor Hiraṇyakaśipu, en Hij is de Allerhoogste Vriend van Prahlāda Mahārāja, dezelfde Persoonlijkheid. Op dezelfde manier is God nooit gevaarlijk tot een toegewijde. Een toegewijde is nooit bang van gevaar. Hij is er van overtuigd dat dit een andere verschijning is van God. "Dus waarom zou ik bang moeten zijn? Ik heb mezelf aan Hem over gegeven." Kuntīdevī zegt het zo: vipadaḥ santu. Vipadaḥ santu tāḥ śaśvat. Omdat Hij, zij weet hoe ze zich moet over geven in de tijd dat er gevaar is. Dus Hij is, zij weet hoe ze het gevaar moet verwelkomen. Mijn dierbare Heer, ik verwelkom zo'n gevaar als ik via dit U kan herinneren. Net zoals Prahlāda Mahārāja, hij was altijd aan Kṛṣṇa aan het denken wanneer zijn vader hem in een gevaarlijke positie had gezet. Dus als je in een gevaarlijke positie bent terecht gekomen, en als die gevaarlijke positie je een input geeft om Kṛṣṇa te herinneren dan is dat welkom? Dat is zeker welkom. "Oh, ik krijg deze kans om in deze situatie Kṛṣṇa te herinneren. Hoe is het dan welkom? Het is welkom omdat Kṛṣṇa zien betekent ik neem toe in spiritueel leven zodat ik niet langer hoef te lijden in deze gevaarlijke positie.
Net zo is God nooit gevaarlijk voor een toegewijde. Een toegewijde is nooit bang voor gevaar. Hij vertrouwt er op dat het gevaar een andere verschijning van God is. "Dus waarom zou ik bang zijn? Ik overgegeven aan Hem." Kuntīdevī zegt dat; ''vipadaḥ santu tāḥ śaśvat'' ([[Vanisource:SB 1.8.25|SB 1.8.25]]). Omdat ze weet hoe ze Kṛṣṇa moet herinneren in gevaarlijke tijden. Dus zij verwelkomt het gevaar. "Mijn lieve Heer, ik verwelkom zulke gevaren als ik U kan herinneren." Net zoals Prahlāda Mahārāja altijd aan Kṛṣṇa dacht wanneer zijn vader hem in een gevaarlijke situatie bracht. Dus als je in een gevaarlijke situatie komt, en als die gevaarlijke situatie je een impuls geeft om Kṛṣṇa te herinneren dan is dat welkom. "Oh, ik krijg deze kans om Kṛṣṇa te herinneren." Dus hoe is het welkom? Het is welkom omdat Kṛṣṇa zien betekent dat ik vooruitgang maak in mijn spirituele leven zodat ik niet langer hoef te lijden in deze gevaarlijke situatie.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 07:04, 10 September 2021



730417 - Lecture SB 01.08.25 - Los Angeles

Dus heb je een tong. Je kan Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa chanten. Je komt meteen in direct contact met Kṛṣṇa. Onmiddellijk. Omdat de naam Kṛṣṇa en de persoon Kṛṣṇa niet verschillend zijn. Identiek. Dus zelfs als je denk dat Kṛṣṇa zo ver weg is. Kṛṣṇa is niet zo ver weg. Kṛṣṇa is in jezelf. Hij is niet ver weg. Hij is heel ver weg en tegelijkertijd het dichtste bij. Dus zelfs als je denkt dat Kṛṣṇa heel ver weg is, Zijn naam is hier. Chant Hare Kṛṣṇa en Kṛṣṇa is onmiddellijk beschikbaar. Aniyamitaḥ. En om Kṛṣṇa beschikbaar te maken via deze korte weg zijn er geen harde strenge regels. Je kan op elke tijd chanten. Onmiddellijk krijg je Kṛṣṇa. Zie de genade van Kṛṣṇa.

Daarom zegt Caitanya Mahāprabhu dat: etādṛśī tava kṛpā (CC Antya 20.16). "Mijn lieve Heer, U heeft mij zulke goede faciliteiten gegeven om verbinding met U te maken, maar, durdaiva, ik ben zo ongelukkig dat ik geen gehechtheid heb met deze dingen. Ik heb zoveel gehechtheden aan andere dingen. Maar ik heb geen gehechtheid aan het chanten van Hare Kṛṣṇa. Dat is mijn ongelukkigheid." Kṛṣṇa heeft zoveel faciliteiten gegeven, dat Hij voor ons aanwezig is in de transcendentaal geluidsvibratie van Zijn naam. En de naam heeft alle vermogens van Kṛṣṇa. Dus als je in contact met de naam blijft dan krijg je al het voordeel van Kṛṣṇa's zegen, maar toch ben ik niet geneigd om de Hare Kṛṣṇa mantra te chanten. Dit is ongelukkigheid.

Dus een toegewijde ziet een gevaarlijke situatie nooit als een tegenslag of een heel moeilijke situatie. Hij verwelkomt het. Want een overgegeven ziel weet dat of het nu gevaar of feest is, het zijn allemaal verschillende manifestaties van Kṛṣṇa. Kṛṣṇa is absoluut. In de śāstra staat dat net zoals er twee kanten zijn; religieus en irreligieus, juist het tegenovergestelde. Maar in de śāstra staat dat religieus de voorkant is van God en irreligieus de achterkant is van God. Dus de voorkant of de achterkant van God, is er enig verschil? God is absoluut. Daarom is een toegewijde, in weelde of in gevaar, niet verstoord. Hij weet dat beide dingen Kṛṣṇa zijn. Ofwel in een gevaarlijke positie ... "Nu is Kṛṣṇa voor me verschenen als gevaar." Net zoals Hiraṇyakaśipu en Prahlāda Mahārāja en Nṛsiṁhadeva. Nṛsiṁhadeva is gevaarlijk voor Hiraṇyakaśipu en Hij is de Allerhoogste Vriend van Prahlāda Mahārāja, dezelfde Persoon.

Net zo is God nooit gevaarlijk voor een toegewijde. Een toegewijde is nooit bang voor gevaar. Hij vertrouwt er op dat het gevaar een andere verschijning van God is. "Dus waarom zou ik bang zijn? Ik overgegeven aan Hem." Kuntīdevī zegt dat; vipadaḥ santu tāḥ śaśvat (SB 1.8.25). Omdat ze weet hoe ze Kṛṣṇa moet herinneren in gevaarlijke tijden. Dus zij verwelkomt het gevaar. "Mijn lieve Heer, ik verwelkom zulke gevaren als ik U kan herinneren." Net zoals Prahlāda Mahārāja altijd aan Kṛṣṇa dacht wanneer zijn vader hem in een gevaarlijke situatie bracht. Dus als je in een gevaarlijke situatie komt, en als die gevaarlijke situatie je een impuls geeft om Kṛṣṇa te herinneren dan is dat welkom. "Oh, ik krijg deze kans om Kṛṣṇa te herinneren." Dus hoe is het welkom? Het is welkom omdat Kṛṣṇa zien betekent dat ik vooruitgang maak in mijn spirituele leven zodat ik niet langer hoef te lijden in deze gevaarlijke situatie.