NL/Prabhupada 0905 - Kom tot het werkelijke bewustzijn dat alles van God is

Revision as of 12:18, 26 March 2017 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Dutch Pages - 207 Live Videos Category:Prabhupada 0905 - in all Languages Category:NL...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

730418 - Lecture SB 01.08.26 - Los Angeles

Zij die onder de invloed zijn kunnen dit niet begrijpen. Ze denken: "Het is mijn eigendom. Ik heb gestolen, ik heb het land Amerika van de rode Indianen gestolen. Nu is het mijn eigendom. " Maar hij weet niet dat hij een dief is. Hij is een dief. Stena eva sa ucyate (BG 3.12). In de Bhagavad-gītā. Iemand die het eigendom van God neemt, en beweert dat zijn eigendom is, hij is een dief. Stena eva sa ucyate. Daarom hebben we communistische ideeën, ook de toegewijde, Kṛṣṇa-bewust persoon. We hebben Kṛṣṇa bewust communistisch programma ontwikkeld. Wat is dat? Dat alles maakt deel uit van God. Net zoals ze denken dat alles tot de staat behoort. Deze communisten, deze Moskou, Moscowites, of de Russen of de Chinezen, ze denken staats-gezind. Maar we denken niet staats-gezind. We denken Gods-gezind. Alles behoort tot God. Dezelfde filosofie. U mag verder uitbreiden. U heeft simpelweg wat intelligentie nodig, een klein beetje intelligentie. Waarom denk je dat deze staat slechts toebehoort tot een klein aantal mensen? Als u denkt er is bevolking, Amerikaanse bevolking, dit land van Amerika behoort tot deze populatie. Waarom denk je zo? Je denkt dit het eigendom van God is.

Dus ieder levend wezen is een kind van God. God is de Allerhoogste Vader. Kṛṣṇa zegt: ahaṁ bīja-pradaḥ pitā. "Ik ben de zaadgevende vader van alle levende wezens." Sarva-yoniṣu Kaunteya (BG 14.4). "Welke vorm zo ook hebben, het zijn allemaal levende wezens, het zijn Mijn zonen." Eigenlijk is dat het feit. Alle levende wezens, wij zijn zonen van God. Maar we zijn dit vergeten. Daarom vechten we. Net als in een fijn gezin, als iemand weet: "Vader is degenen die ons voedsel verschaft. Dus wij broeders, waarom zouden we vechten? ' Op deze wijze, zodra we Gods bewust worden, als we Kṛṣṇa-bewust worden, is het vechten voorbij. "Ik ben Amerikaan, ik ben Indisch, Ik ben Russisch, ik ben Chinees." Al deze onzin is dan voorbij. Kṛṣṇa-bewustzijn is zo mooi. Zodra mensen Kṛṣṇa bewust worden, is dit vechten, deze politieke strijd, nationale strijd, allemaal onmiddellijk afgelopen. Omdat ze tot echt bewustzijn komen dat alles God toebehoort. En zoals kinderen, een kind van een gezin het recht heeft op de voordelen van de vader, Evenzo, als iedereen een essentieel onderdeel van God is, als iedereen een kind van God is, dan heeft iedereen het recht om het eigendom van de vader te gebruiken. Dus het recht is niet dat recht.... Dit recht behoort de mens toe. Volgens de Bhagavad-gītā, behoort dit recht alle levende wezens toe. Of hij nu levend wezen is of dier of boom, of vogels of dier of insect... Dat is Kṛṣṇa-bewustzijn. Wij denken niet in termen van, mijn broer is goed, ik ben goed. En de rest is slecht. Dit soort beperkt bewustzijn haten we, we schoppen dit eruit. Wij denken: paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ (BG 5.18). In de Bhagavad-gītā vindt u dat

vidyā-vinaya-sampanne
brāhmaṇe gavi hastini
śuni caiva śva-pāke ca
paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ
(BG 5.18)

Iemand die paṇḍita is, iemand die geleerd is, ziet ieder levend wezen op gelijke voet. Daarom is een Vaiṣṇava is zo barmhartig. Lokānāṁ hita-kāriṇau. Ze kunnen het heilzame werk doen voor de mens. Ze zien, en voelen dat al deze levende wezens, deel uitmaken van God. Op een of andere manier zijn zij in de materiële wereld binnengevallen, en, vanuit karma, heeft men verschillende vormen lichamen aangenomen. Dus paṇḍita, degenen die geleerd zijn, ze hebben geen discriminatie... Zoals: "Dit is een dier, die sturen we naar het slachthuis, en dit is een mens, en hij zal het dier eten? "No. Een werkelijk Kṛṣṇa-bewust persoon, hij is lief voor iedereen. Waarom moeten dieren worden geslacht? Daarom is onze filosofie is geen vlees eten. Geen vlees eten. Dit mag niet. Dus sommigen luisteren niet. "O, wat is dit voor onzin? Dit is ons voedsel. Waarom zou ik het niet eten?" Omdat edhamāna-madaḥ (SB 1.8.26). Hij is een bedwelmde overtreder. Hij zal de echte feiten niet horen.