NL/Prabhupada 0916 - Krishna heeft je mooie kleding of mooie bloemen of lekker eten niet nodig

Revision as of 13:18, 24 March 2017 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Dutch Pages - 207 Live Videos Category:Prabhupada 0916 - in all Languages Category:NL...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

730415 - Lecture SB 01.08.23 - Los Angeles

Prabhupāda: Dus het verschijnen en verdwijnen van de Heer in deze materiële wereld, dat heet cikīrṣitam. Wat is de betekenis van het woord cikīrṣitam?

Toegewijde: Tijdverdrijf.

Prabhupāda: Tijdverdrijf. Het is Kṛṣṇa's tijdverdrijf dat Hij komt. Hij... Als Hij komt, vanzelfsprekend... Hij komt werkt verrichten. Het werk is bescherming van de sādhu te geven en de asādhu doden. Maar beide activiteiten zijn Zijn spel en vermaak. Hij is niet jaloers. Hij kan niet jaloers zijn. Het doden van de demonen, is ook zijn genegenheid. Net zoals we soms onze kinderen straffen, geven we hen een ​​stevige klap. Dat is niet uit liefde. Er is liefde. Dus wanneer een demon doodt Kṛṣṇa , is, de situatie niet op het platform van materiaal jaloezie of afgunst. Nee.

Daarom wordt aangegeven in de śāstra's dat zelfs de demonen, die werden gedood door Heer, ook meteen redding krijgen. Het resultaat is hetzelfde. Net zoals Pūtanā. Pūtanā werd gedood. Pūtanā wilde Kṛṣṇa doden, maar wie kan Kṛṣṇa doden? Dat is niet mogelijk. Ze werd gedood. Maar ze werd vermoord, maar wat was het gevolg? Het gevolg was dat ze de positie kreeg van Kṛṣṇa's moeder. Kṛṣṇa accepteerde haar als Zijn moeder. Ze kwam met een gif gecoate tepel, welke: "Kṛṣṇa zal zuigen, en het kind zal onmiddellijk sterven." Maar dat is niet mogelijk. Ze werd gedood. Kṛṣṇa zoog de tepel en het leven allebei. Maar Kṛṣṇa koos de positieve kant, dat: "Deze vrouw, demon, zij kwam om Mij te doden, maar een of andere manier heb ik haar moedermelk gezogen. Dus ze is mijn moeder. Zij is mijn moeder." Zo kreeg ze de positie van de moeder.

Deze verhalen worden toegelicht in de Bhāgavatam. Uddhava legde Vidura uit dat Kṛṣṇa zo vriendelijk is, God is zo vriendelijk; zelfs degene die hem wilde doden met vergif, Ze werd als moeder aanvaard. Zo'n barmhartige God, Kṛṣṇa, dus 'Wie anders dan Kṛṣṇa zal ik aanbidden?' Dit voorbeeld wordt gegeven. Dus eigenlijk heeft Kṛṣṇa geen vijanden. Hier wordt gezegd: na yasya kaścid dayitaḥ. Dayitaḥ betekent gunst. Niemand wordt begunstigd. Na yasya kaścid dayito 'sti karhicid dveṣyaś ca. En niemand is zijn vijand. Maar wie kan Zijn vijand zijn, die Zijn vriend kan zijn?

Stel dat we vrienden creëren. We verwachten enige zegen of een winst van de vriend. en vijand betekent dat we een aantal schadelijke activiteiten verwachten vanuit de vijand. Maar Kṛṣṇa is zo perfect dat niemand geen kwaad kan doen tegen Kṛṣṇa, evenzo kan niemand Kṛṣṇa iets geven. Dus waar is de noodzaak van vriend en vijand? Er is geen noodzaak. Daarom wordt hier gezegd: na yasya kaścid dayito 'sti. Hij heeft niemands gunst nodig. Hij is compleet. Ik zou een heel arme man kunnen zijn. Ik verwacht dan een gunst van een vriend, iemands gunst. Maar dat is mijn verwachting, want ik ben onvolmaakt. Ik ben niet vol. Ik schiet tekort op zoveel manieren. Dus ben altijd behoeftig. Daarom wil ik vrienden maken, en haat ik de vijand. Dus Kṛṣṇa, Zijn hoedanigheid is de Allerhoogste... Niemand kan Kṛṣṇa kwaad doen, en niemand kan Kṛṣṇa iets geven. Waarom bieden wij Kṛṣṇa zoveel comfort? We kleden Kṛṣṇa, we versieren Kṛṣṇa, geven we lekker eten aan Kṛṣṇa.

Dus het idee is... Probeer dit feit te begrijpen... Kṛṣṇa heeft je mooie kleding, bloem of lekker eten niet nodig... Kṛṣṇa niet nodig. Maar als je hem geven, dan word je geprofiteerd. Het is Kṛṣṇa's gunst dat Hij die accepteert. Het voorbeeld wordt gegeven: Net zoals wanneer je de oorspronkelijke persoon mooi aankleed, de weerspiegeling van de persoon in de spiegel, er ook mooi uitziet. Dus we zijn reflecties. In de Bijbel wordt ook gezegd dat de mens is gemaakt naar het beeld van God. Dus onze, want Kṛṣṇa is transcendentaal, we... Hij heeft twee handen, twee benen, één hoofd. Dus de mens is gemaakt naar God's evenbeeld. We zijn reflecties van het beeld van God. Niet dat wij iets opmaken, bedenken wat lijkt op onze vorm. Dat is fout. De māyāvādī filosofie is zo. Het heet antropomorfisme. Ze zeggen dat: "Omdat de... De Absolute Waarheid imperson is, maar omdat we personen zijn, beelden we ons in dat de Absolute Waarheid ook de persoon is. "Juist het tegenovergestelde. Eigenlijk is dat niet het feit. We hebben deze persoonlijke vorm als afspiegeling van God gekregen. Dus als reflectie... Als de oorspronkelijke persoon wordt gediend, wordt de reflectie ook gediend. Dat is de filosofie. De reflectie wordt zo ook gediend.