NL/Prabhupada 0975 - We zijn kleine goden. Minuscuul stukje god

Revision as of 12:26, 24 April 2017 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Dutch Pages - 207 Live Videos Category:Prabhupada 0975 - in all Languages Category:NL...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

730408 - Lecture BG 04.13 - New York

We kunnen een spoetnik in de lucht doen zweven, en daarvoor vinden we onszelf zo goed, dat we zeer grote wetenschappers geworden zijn. En God kan ons niet schelen. Dit is dwaasheid. Een dwaas zal zulke dingen zeggen. Maar iemand die intelligent is, weet dat God miljoenen en miljarden planeten in de hemel laat zweven, en wat hebben wij gedaan ter vergelijking? Dit is intelligentie. Dus we zijn heel erg trots op onze wetenschappelijke kennis geworden, en daarom, op dit moment, trotseren we het bestaan ​​van God. Soms zeggen we: "Ik ben nu God geworden." Dit zijn domme uitspraken.

Je bent niets in vergelijking met de intelligentie... Hij is ook intelligent. Omdat wij een essentieel onderdeel van God zijn, kunnen we bestuderen wat God is, door gewoon onszelf te bestuderen. Net zoals je een druppel zeewater bestudeert, als je het chemisch analyseert, zal je zo veel chemische stoffen in die druppel vinden. Dus kan je begrijpen wat de samenstelling van de zee is. Dezelfde samenstelling. Maar in grotere hoeveelheid. Dat is het verschil tussen God en onszelf. Wij kunnen zeggen dat we kleine goden zijn. Minuscuul, tot voorbeeld dienende goden. Daarom zijn wij zo trots. Maar we moeten niet trots zijn, want we moeten weten dat al onze kwaliteiten van God afkomstig zijn. Omdat wij een essentieel onderdeel zijn. Dus oorspronkelijk zijn al deze kwaliteiten in God.

En daarom zegt de Vedānta-sūtra wat is God, wat is de Absolute Waarheid? Athātho brahma-jijñāsā. Als we vragen over God, over de Absolute Waarheid, het antwoord is onmiddellijk gegeven: janmādy asya yataḥ (SB 1.1.1). De Absolute Waarheid is dat van wie alles komt, waar alles uit ontstaat. Dus alles komt van God. Hij is de oorspronkelijke bron van alle benodigdheden. Nu, wat is onze positie? Er zijn ontelbare levende wezens. Nityo nityānāṁ cetanaś cetanānāṁ (Kaṭha Upaniṣad 2.2.13). Dat is Vedische informatie. God is ook een levend wezen, net als wij, maar Hij is het voornaamste levende wezen. En wij zijn ook een levend wezen.

Net als een vader. Een vader kan twintig kinderen hebben. Twintig zonen. Vroeger hadden ze honderd zonen. Nu hebben de vaders die kracht niet meer. Maar vroeger, tot vijfduizend jaar geleden, Koning Dhṛtarāṣṭra had honderd zonen. Nu zeggen we dat we overbevolkt zijn. Maar dat is niet waar. Op dit moment, waar is er sprake van overbevolking? Hoe velen van ons krijgen honderden kinderen? Nee. Niemand. Maar vroeger kon een vader wel honderd kinderen krijgen. Er is dus geen sprake van overbevolking. En zelfs als er overbevolking is, we krijgen informatie van de Veda's: eko bahūnāṁ yo vidadhāti kāmān. Dat ene voornaamste levende wezen, God, Hij kan ontelbare levende wezens onderhouden.