NL/Prabhupada 1059 - Iedereen heeft een bepaalde relatie met de Heer: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 1059 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1966 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
 
Line 10: Line 10:
[[Category:Dutch Language]]
[[Category:Dutch Language]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 1058 - De Spreker van de Bhagavad-Gita is Heer Sri Krishna|1058|NL/Prabhupada 1060 - Tenzij men ontvangt deze Bhagavad-gita in een onderdanige stemming|1060}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 18: Line 21:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|Rx0rekpSrJ8|Iedereen heeft een bijzondere relatie met de Heer - Prabhupāda 1059}}
{{youtube_right|Rx0rekpSrJ8|Iedereen heeft een bepaalde relatie met de Heer<br/>- Prabhupāda 1059}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>File:660219BG-NEW_YORK_clip03.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/660219BG-NEW_YORK_clip03.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 30: Line 33:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Zodra men een toegewijde van de Heer wordt, ontstaat er een directe relatie tussen hem en de Heer. Het is een lang verhaal, maar in het kort kun je zeggen dat er vijf soorten relatie met de Heer zijn. Je kan een passieve toegewijde zijn. Je kan een heel actieve toegewijde zijn. Je kan een vriend van de Heer zijn. Je kan je als ouder van de Heer voelen. Je kan een echtgenote van de Heer zijn. Dus toegewijde Arjuna had een vriendschappelijke relatie met de Heer. De heer kan een vriend zijn. Natuurlijk verschilt het begrip vriendschap, dat wij dezer dagen hebben, enorm van die vriendschap. Die vriendschap was transcendentaal... Niet iedereen zal zo'n relatie met de Heer hebben. Iedereen heeft een eigen relatie met de Heer. En deze bijzondere relatie vloeit voort uit de perfectie van de toegewijde dienst. Tegenwoordig hebben we niet alleen de Allerhoogste Heer vergeten, maar ook onze eeuwige relatie met de Hem. Elk levend wezen, uit vele, vele miljoenen en miljarden levende wezens, heeft een bijzondere relatie met de Heer, die eeuwig is. Dat heet "svarūpa". "Svarûpa." En door het proces van de toegewijde dienst kan men dat "svarūpa" in zichzelf te doen herleven. En dat stadium wordt genoemd "svarūpa-siddhi", de perfectie van iemands wezenlijke positie. Dus Arjuna was een toegewijde en hij en de Allerhoogste Heer waren vrienden. Bhagavad-gita werd verteld aan Arjuna. En hoe heeft Arjuna dit aanvaard? Dit moet ook worden opgemerkt. Hoe Arjuna aanvaardde de Bhagavad-gita wordt verteld in het tiende hoofdstuk. Net als:
Zodra iemand een toegewijde van de Heer wordt heeft hij ook een directe relatie met de Heer. Dat is een lang onderwerp, maar in het kort kan gezegd worden dat een toegewijde een relatie met de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods heeft op vijf manieren. Iemand kan een passieve toegewijde zijn, iemand kan een actieve toegewijde zijn, iemand kan een toegewijde als vriend zijn, iemand kan een toegewijde als ouder zijn en iemand kan een toegewijde als echtgenote zijn. Dus Arjuna was een toegewijde met een relatie als vriend met de Heer. De Heer kan een vriend worden. Natuurlijk is deze vriendschap en de opvatting van vriendschap die we in de materiële wereld hebben enorm verschillend. Dit is transcendentale vriendschap.  


<div class="quote_verse">
Niet dat iedereen een relatie met de Heer zal hebben. Iedereen heeft een bepaalde relatie met de Heer en die bepaalde relatie wordt opgewekt met de perfectionering van de toegewijde dienst. In de huidige staat van ons leven hebben we niet alleen de Allerhoogste Heer vergeten maar we zijn ook onze eeuwige relatie met de Hem vergeten. Elk levend wezen van de vele miljoenen en miljarden levende wezens heeft een bepaalde eeuwige relatie met de Heer. Dat heet ''svarūpa''. En met het proces van toegewijde dienst kan iemand zijn ''svarūpa'' opwekken. En dat stadium heet ''svarūpa-siddhi'', de perfectie van iemands wezenlijke positie. Dus Arjuna was een toegewijde en hij was in relatie met de Allerhoogste Heer als vriend.
:arjuna uvāca
 
:paraṁ brahma paraṁ dhāma
Nu, de Bhagavad-gītā was uitgelegd aan Arjuna en hoe heeft Arjuna het aanvaard? Dit moet ook worden opgemerkt. Hoe Arjuna de Bhagavad-gītā aanvaardde staat in het tiende hoofdstuk;
:pavitraṁ paramaṁ bhavān
 
:puruṣaṁ śāśvataṁ divyam
:''arjuna uvāca<br/>paraṁ brahma paraṁ dhāma<br/>pavitraṁ paramaṁ bhavān<br/>puruṣaṁ śāśvataṁ divyam<br/>ādi-devam ajaṁ vibhum''<br/>([[NL/BG 10.12-13|BG 10.12]])
:ādi-devam ajaṁ vibhum
</div>


<div class="quote_verse">
:''ahus tvām ṛṣayaḥ sarve<br/>devarṣir nāradas tathā<br/>asito devalo vyāsaḥ<br/>svayaṁ caiva bravīṣi me''<br/>([[NL/BG 10.12-13|BG 10.13]])  
:āhus tvām ṛṣayaḥ sarve
:devarṣir nāradas tathā
:asito devalo vyāsaḥ
:svayaṁ caiva bravīṣi me
:([[Vanisource:BG 10.12-13|BG 10.12-13]])
</div>


<div class="quote_verse">
:''sarvam etad ṛtaṁ manye<br/>yan māṁ vadasi keśava<br/>na hi te bhagavan vyaktiṁ<br/>vidur devā na dānavāḥ''<br/>([[NL/BG 10.14|BG 10.14]])  
:sarvam etad ṛtaṁ manye
:yan māṁ vadasi keśava
:na hi te bhagavan vyaktiṁ
:vidur devā na dānavāḥ.
:([[Vanisource:BG 10.14|BG 10.14]])
</div>


Na het horen van de Bhagavad-gītā van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods Arjuna aanvaardt Kṛṣṇa als "Param brahma", de Allerhoogste Brahman. Brahman. Elk levend wezen is Brahman, maar de opperste levend wezen van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is de Allerhoogste Brahman van het opperste levend wezen. En "Param dhāma". "Param dhāma" betekent dat Hij is de opperste bron van alles. En "pavitram". "Pavitram" betekent dat Hij is vrij van de materiële besmetting. En Hij wordt genoemd "puruṣam". "Puruṣam" betekent de allerhoogste genieter; "śāśvatam, śāśvata" betekent dat vanaf het begin Hij is de eerste persoon; "divyam" transcendentaal; "devam" de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods; "Ajam" nooit geboren; "vibhum" de grootste. Men kan gaan twijfelen.  
Nu zegt Arjuna, na het horen van de Bhagavad-gītā van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, dat hij aanvaardt Kṛṣṇa als ''paraṁ brahma'', de Allerhoogste ''Brahman''. Elk levend wezen is ''Brahman'' maar het hoogste levende wezen of de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is de Allerhoogste ''Brahman'' of het hoogste levende wezen. En ''paraṁ dhāma'' betekent dat Hij de hoogste steun van alles is. En ''pavitram'' betekent dat Hij zuiver is van materiële besmetting. En Hij wordt ''puruṣam'' genoemd. ''Puruṣam'' betekent de allerhoogste genieter. ''Sāśvatam'' betekent vanaf het begin, Hij is de eerste persoon. ''Divyam'', transcendentaal. ''Devam'', de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. ''Ajam'', nooit geboren. ''Vibhum'', de grootste.  


Omdat Krishna bevriend met Arjuna was, kon hij al deze dingen tegen zijn beste vriend zeggen. Maar om dit soort twijfels uit de hoofden van de lezers van Bhagavad-gita te verdrijven legt Arjuna dit bij de autoriteiten. Hij zegt dat de Heer Śrī Kṛṣṇa wordt aanvaard als de Allerhoogste Persoonlijkheid van God niet alleen door hemzelf, Arjuna, maar ook zeker door de autoriteiten als Nārada, Asita, Devala, Vyāsa. Deze persoonlijkheden zijn de grote in de distributie van de Vedische kennis. Zij zijn aanvaard door alle "ācārya". Daarom zegt Arjuna dat alles wat hem is verteld, ziet hij als geheel perfect.
Nu kan iemand twijfelen dat omdat Kṛṣṇa een vriend van Arjuna was dat Hij daarom al deze dingen tegen zijn eigen vriend zei. Maar Arjuna, alleen om dit soort twijfels uit de geest van de lezers van de Bhagavad-gītā te verdrijven, bevestigt zijn beweringen met de autoriteiten. Hij zegt dat Heer Śrī Kṛṣṇa aanvaard wordt als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods niet alleen door hemzelf, Arjuna, maar Hij wordt ook geaccepteerd door autoriteiten als Nārada, Asita, Devala, Vyāsa. Deze personen zijn grote personen in de distributie van de vedische kennis. Zij worden geaccepteerd door alle ''ācārya's''. Daarom zegt Arjuna dat: "Alles wat U tot nu toe aan mij verteld heeft accepteer ik als volkomen perfect."
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 18:24, 31 January 2022



660219-20 - Lecture BG Introduction - New York

Zodra iemand een toegewijde van de Heer wordt heeft hij ook een directe relatie met de Heer. Dat is een lang onderwerp, maar in het kort kan gezegd worden dat een toegewijde een relatie met de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods heeft op vijf manieren. Iemand kan een passieve toegewijde zijn, iemand kan een actieve toegewijde zijn, iemand kan een toegewijde als vriend zijn, iemand kan een toegewijde als ouder zijn en iemand kan een toegewijde als echtgenote zijn. Dus Arjuna was een toegewijde met een relatie als vriend met de Heer. De Heer kan een vriend worden. Natuurlijk is deze vriendschap en de opvatting van vriendschap die we in de materiële wereld hebben enorm verschillend. Dit is transcendentale vriendschap.

Niet dat iedereen een relatie met de Heer zal hebben. Iedereen heeft een bepaalde relatie met de Heer en die bepaalde relatie wordt opgewekt met de perfectionering van de toegewijde dienst. In de huidige staat van ons leven hebben we niet alleen de Allerhoogste Heer vergeten maar we zijn ook onze eeuwige relatie met de Hem vergeten. Elk levend wezen van de vele miljoenen en miljarden levende wezens heeft een bepaalde eeuwige relatie met de Heer. Dat heet svarūpa. En met het proces van toegewijde dienst kan iemand zijn svarūpa opwekken. En dat stadium heet svarūpa-siddhi, de perfectie van iemands wezenlijke positie. Dus Arjuna was een toegewijde en hij was in relatie met de Allerhoogste Heer als vriend.

Nu, de Bhagavad-gītā was uitgelegd aan Arjuna en hoe heeft Arjuna het aanvaard? Dit moet ook worden opgemerkt. Hoe Arjuna de Bhagavad-gītā aanvaardde staat in het tiende hoofdstuk;

arjuna uvāca
paraṁ brahma paraṁ dhāma
pavitraṁ paramaṁ bhavān
puruṣaṁ śāśvataṁ divyam
ādi-devam ajaṁ vibhum

(BG 10.12)
ahus tvām ṛṣayaḥ sarve
devarṣir nāradas tathā
asito devalo vyāsaḥ
svayaṁ caiva bravīṣi me

(BG 10.13)
sarvam etad ṛtaṁ manye
yan māṁ vadasi keśava
na hi te bhagavan vyaktiṁ
vidur devā na dānavāḥ

(BG 10.14)

Nu zegt Arjuna, na het horen van de Bhagavad-gītā van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, dat hij aanvaardt Kṛṣṇa als paraṁ brahma, de Allerhoogste Brahman. Elk levend wezen is Brahman maar het hoogste levende wezen of de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is de Allerhoogste Brahman of het hoogste levende wezen. En paraṁ dhāma betekent dat Hij de hoogste steun van alles is. En pavitram betekent dat Hij zuiver is van materiële besmetting. En Hij wordt puruṣam genoemd. Puruṣam betekent de allerhoogste genieter. Sāśvatam betekent vanaf het begin, Hij is de eerste persoon. Divyam, transcendentaal. Devam, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Ajam, nooit geboren. Vibhum, de grootste.

Nu kan iemand twijfelen dat omdat Kṛṣṇa een vriend van Arjuna was dat Hij daarom al deze dingen tegen zijn eigen vriend zei. Maar Arjuna, alleen om dit soort twijfels uit de geest van de lezers van de Bhagavad-gītā te verdrijven, bevestigt zijn beweringen met de autoriteiten. Hij zegt dat Heer Śrī Kṛṣṇa aanvaard wordt als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods niet alleen door hemzelf, Arjuna, maar Hij wordt ook geaccepteerd door autoriteiten als Nārada, Asita, Devala, Vyāsa. Deze personen zijn grote personen in de distributie van de vedische kennis. Zij worden geaccepteerd door alle ācārya's. Daarom zegt Arjuna dat: "Alles wat U tot nu toe aan mij verteld heeft accepteer ik als volkomen perfect."