NL/Prabhupada 1068 - Er zijn drie soorten activiteiten volgens de verschillende geaardheden der natuur: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 1068 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1966 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
 
Line 10: Line 10:
[[Category:Dutch Language]]
[[Category:Dutch Language]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 1067 - Bhagavad-gita moet worden geaccepteerd zonder interpretaties en uitzonderingen|1067|NL/Prabhupada 1069 - De religie reikt het idee van het geloof aan. Het geloof kan veranderen, de "sanatana-dharma" nooit|1069}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 18: Line 21:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|46_GzvqGc7I|Er zijn drie soorten activiteiten, die gebaseerd zijn op verschillende aarden van de natuur<br />- Prabhupāda 1068}}
{{youtube_right|46_GzvqGc7I|Er zijn drie soorten activiteiten volgens de verschillende geaardheden der natuur<br/>- Prabhupāda 1068}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>File:660219BG-NEW_YORK_clip12.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/660219BG-NEW_YORK_clip12.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 30: Line 33:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Le Seigneur, parce qu'il est pūrṇam, entièrement parfait, ne peut en aucun cas être assujetti aux lois de la nature matérielle. Il faut donc être assez intelligent pour comprendre que, à part le Seigneur, personne n'est propriétaire de quoi que ce soit dans cet univers. C'est expliqué dans la Bhagavad-gītā:
Omdat de Heer ''pūrṇam'' of geheel volmaakt is, is er geen kans dat Hij onderworpen raakt aan de wetten van de materiële natuur. Men moet daarom intelligent genoeg zijn om te weten dat behalve de Heer niemand de eigenaar is van wat dan ook in het universum. Dat wordt uitgelegd in de Bhagavad-gītā;


<div class="quote_verse">
:''ahaṁ sarvasya prabhavo<br/>mattaḥ sarvaṁ pravartate<br/>iti matvā bhajante māṁ<br/>budhā bhāva-samanvitāḥ''<br/>([[NL/BG 10.8|BG 10.8]])  
:ahaṁ sarvasya prabhavo
 
:mattaḥ sarvaṁ pravartate
De Heer is de oorspronkelijke schepper. Hij is de schepper van Brahmā. Dat wordt ook uitgelegd. In het 11e hoofdstuk wordt de Heer aangesproken als ''prapitāmaha'' ([[NL/BG 11.39|BG 11.39]]) want Brahmā wordt aangesproken als ''pitāmaha'', de grootvader, maar Hij is ook de schepper van de grootvader. Dus niemand moet beweren de eigenaar te zijn van wat dan ook, maar hij moet de dingen accepteren die door de Heer apart zijn gezet als zijn deel voor zijn onderhoud. Er zijn veel voorbeelden van hoe wij de door de Heer toegewezen dingen moeten gebruiken. Dat wordt ook uitgelegd in de Bhagavad-gītā.
:iti matvā bhajante māṁ
 
:budhā bhāva-samanvitāḥ
Arjuna besloot in het begin om niet te vechten. Dat was zijn eigen overdenking. Arjuna zei tegen de Heer dat het voor hem niet mogelijk zal zijn om van het koninkrijk te genieten na het doden van zijn eigen aanverwanten. En dat standpunt kwam door zijn lichamelijke opvatting. Want hij dacht dat hijzelf het lichaam was en de lichamelijke relaties, zijn broers, zijn neven, zijn schoonvader of zijn grootvader, die zijn expansies van zijn lichaam. En hij dacht op deze manier zijn lichamelijke behoeftes tevreden te stellen. En alles was door de Heer gesproken alleen om dit standpunt te veranderen. En hij was akkoord om onder leiding van de Heer te werken. En hij zei; ''kariṣye vacanaṁ tava'' ([[NL/BG 18.73|BG 18.73]]).
:([[Vanisource:BG 10.8|BG 10.8]])
</div>


Le Seigneur est le créateur originel. Il est le créateur de Brahmā, c'est lui, le créateur... Cela également est expliqué. Il est le créateur de Brahmā. Au chapitre 11, le Seigneur est dit prapitāmaha ([[Vanisource:BG 11.39|BG 11.39]]) Brahmā est dit pitāmaha, le grand-père, et le Seigneur est le créateur même du grand-père. Donc, personne ne peut prétendre être le propriétaire de quoi que ce soit, mais chacun doit accepter ce qui lui est imparti par le Seigneur pour sa subsistance. On trouve de nombreux exemples de la manière dont nous devons utiliser ce qui nous est alloué par le Seigneur. Cela aussi est expliqué dans la Bhagavad-gītā. Arjuna, au début, avait décidé qu'il ne combattrait pas. C'était sa propre opinion. Arjuna a dit au Seigneur qu'il ne lui serait pas possible de profiter du royaume après avoir tué ses propres parents. Et ce point de vue découlait de sa conception du corps. Parce qu'il pensait être le corps, et que ses parents selon son corps, ses frères, ses neveux, son beau-père, son grand-père, tous étaient le prolongement de son corps et il avait en vue de satisfaire les besoins de son corps. Et tout l'enseignement donné par le Seigneur a eu pour but de le faire changer de point de vue. Et il a accepté de se mettre à agir sous le direction du Seigneur. Et il a dit: kariṣye vacanaṁ tava ([[Vanisource:BG 18.73|BG 18.73]]).
Daarom zijn de mensen in deze wereld niet bedoeld om ruzie maken als katten en honden. Ze moeten intelligent genoeg zijn om het belang van het menselijke leven te realiseren en weigeren om zich als een gewoon dier te gedragen. Een mens moet het doel van het menselijke leven realiseren. Deze aanwijzing wordt in alle vedische literatuur gegeven en de essentie is in de Bhagavad-gītā gegeven. De vedische literatuur is voor de mensen bedoeld, niet voor de katten en honden. De katten en honden kunnen hun prooi doden en er is geen sprake van zonde van hun kant. Maar als mensen dieren doden voor de bevrediging van hun ongecontroleerde smaak dan zijn ze verantwoordelijk voor het breken van de wetten van de natuur.  


Ainsi, en ce monde, les êtres humains ne sont pas faits pour se disputer comme les chiens et les chats. Ils doivent avoir assez d'intelligence pour réaliser l'importance de la vie humaine et refuser d'agir comme n'importe quel animal ordinaire. Il doit... L'être humain doit réaliser le but de la vie humaine. Ce commandement est donné dans toute la littérature védique, et son essence est donnée dans la Bhagavad-gītā. La littérature védique est destinée à l'être humain et non aux chats et aux chiens. Les chats et les chiens peuvent tuer les animaux qu'ils mangent et il n'est pas question de péché en ce qui les concerne. Mais si un homme tue un animal pour la satisfaction de son goût déréglé, il sera tenu responsable d'avoir enfreint les lois de la nature. Dans la Bhagavad-gītā, il est clairement expliqué qu'il y a trois sortes d'actions selon les différents modes de la nature : les actions du mode de la vertu, les actions du mode de la passion et les actions du mode de l'ignorance. De même, il y a trois sortes d'aliments: les aliments liés à la vertu, ceux liés à la passion et ceux liés à l'ignorance. Ils sont clairement décrit et, si nous utilisons proprement les instructions de la Bhagavad-gītā, alors, toute notre vie sera purifiée et, finalement, nous pourrons atteindre le but. Yad gatvā na nivartante tad dhāma paramaṁ mama ([[Vanisource:BG 15.6|BG 15.6]]).
En in de Bhagavad-gītā wordt duidelijk uitgelegd dat er drie soorten activiteiten zijn volgens de verschillende geaardheden der natuur, de activiteiten in goedheid, de activiteiten in passie en de activiteiten in onwetendheid. Net zo zijn er ook drie soorten voedsel, voedsel in goedheid, voedsel in passie en voedsel in onwetendheid. Die zijn allemaal duidelijk beschreven. En als we de instructies van de Bhagavad-gītā goed gebruiken dan zal ons hele leven gezuiverd worden en zullen we uiteindelijk in staat zijn om onze bestemming te bereiken.  


Nous apprenons, dans la Bhagavad-gītā, que, au-delà de ce ciel matériel, il existe un autre ciel spirituel, le ciel sanātana. Dans le présent ciel, dans ce ciel voilé, tout ce que nous voyons est temporaire. Les objets y sont manifestés, demeurent un certain temps, engendrent des sous-produits, puis ils diminuent et disparaissent. C'est la loi de la nature matérielle. Prenez ce corps, un fruit ou tout ce qui est créé dans ce monde, tout cela finit par être détruit. Mais, au-delà de ce monde temporaire, il existe un autre monde, dont nous savons que : paras tasmāt tu bhāvaḥ anyaḥ ([[Vanisource:BG 8.20|BG 8.20]]). Il existe une autre nature qui est éternelle, sanātana, éternelle. Et le jīva, lui aussi, est décrit comme sanātana. Mamaivāṁśo jīva-bhūtaḥ jīva-loke sanātanaḥ ([[Vanisource:BG 15.7|BG 15.7]]). Sanātana veut dire éternel. Et le Seigneur également est décrit comme sanātana au chapitre 11. Ainsi, parce que nous avons une relations d'intimité avec le Seigneur, et que, qualitativement, nous sommes tous un... Le sanātana-dhama, la Personne suprême sanātana et les êtres vivants sanātana sont sur le même plan qualitatif. Donc, le seul objectif de la Bhagavad-gītā est de rendre vie à notre occupation sanātana ce que l'on appelle sanātana-dharma, c'est-à-dire l'occupation éternelle de l'être vivant. À présent, nous sommes engagés dans diveres actions et, lorsqu'elles sont purifiées, lorsque nous abandonnons ces actions temporaires, sarva-dharmān parityajya ([[Vanisource:BG 18.66|BG 18.66]]), et lorsque nous nous mettons à accomplir les actions que le Seigneur suprême désire, c'est ce que l'on appelle mener une vie pure.
''Yad gatvā na nivartante tad dhāma paramaṁ mama'' ([[NL/BG 15.6|BG 15.6]]). Die informatie is gegeven in de Bhagavad-gītā dat boven deze materiële hemel een andere spirituele hemel is die heet ''sanātana''. In deze overdekte hemel zien we dat alles tijdelijk is. Het wordt gemanifesteerd, het blijft een poosje en geeft ons wat bijproducten en dan gaat het krimpen en dan verdwijnt het. Dat is de wet van deze materiële wereld. Neem dit lichaam, neem een vrucht of wat ook dat hier gecreëerd is, uiteindelijk vergaat het. En boven deze tijdelijke wereld is een andere wereld waarvoor deze informatie is; ''paras tasmāt tu bhāvaḥ anyaḥ'' ([[NL/BG 8.20|BG 8.20]]). Er is een andere natuur die eeuwig is, ''sanātana''. En de ''jīva'' wordt ook beschreven als ''sanātana''. ''Mamaivāṁśo jīva-bhūtaḥ jīva-loke sanātanaḥ'' ([[NL/BG 15.7|BG 15.7]]). ''Sanātana'' betekent eeuwig. En de Heer wordt in het 11e hoofdstuk ook als ''sanātana'' beschreven. Dus omdat we een intieme relatie met de Heer hebben en we zijn allemaal kwalitatief één ... De ''sanātana-dhama'' en de ''sanātana'' Allerhoogste Persoonlijkheid en de ''sanātana'' levende wezens zijn op hetzelfde kwalitatieve vlak. Daarom is het doel van de Bhagavad-gītā om onze ''sanātana'' bezigheid op te wekken, of wat heet ''sanātana-dharma'', de eeuwige bezigheid van het levende wezen. We zijn nu tijdelijk bezig met allerlei activiteiten en al deze activiteiten worden gezuiverd wanneer we al deze tijdelijke activiteiten opgeven, ''sarva-dharmān parityajya'' ([[NL/BG 18.66|BG 18.66]]). En wanneer we de activiteiten opnemen zoals verlangt door de Allerhoogste Heer, dat heet ons zuivere leven.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 21:57, 8 February 2022



660219-20 - Lecture BG Introduction - New York

Omdat de Heer pūrṇam of geheel volmaakt is, is er geen kans dat Hij onderworpen raakt aan de wetten van de materiële natuur. Men moet daarom intelligent genoeg zijn om te weten dat behalve de Heer niemand de eigenaar is van wat dan ook in het universum. Dat wordt uitgelegd in de Bhagavad-gītā;

ahaṁ sarvasya prabhavo
mattaḥ sarvaṁ pravartate
iti matvā bhajante māṁ
budhā bhāva-samanvitāḥ

(BG 10.8)

De Heer is de oorspronkelijke schepper. Hij is de schepper van Brahmā. Dat wordt ook uitgelegd. In het 11e hoofdstuk wordt de Heer aangesproken als prapitāmaha (BG 11.39) want Brahmā wordt aangesproken als pitāmaha, de grootvader, maar Hij is ook de schepper van de grootvader. Dus niemand moet beweren de eigenaar te zijn van wat dan ook, maar hij moet de dingen accepteren die door de Heer apart zijn gezet als zijn deel voor zijn onderhoud. Er zijn veel voorbeelden van hoe wij de door de Heer toegewezen dingen moeten gebruiken. Dat wordt ook uitgelegd in de Bhagavad-gītā.

Arjuna besloot in het begin om niet te vechten. Dat was zijn eigen overdenking. Arjuna zei tegen de Heer dat het voor hem niet mogelijk zal zijn om van het koninkrijk te genieten na het doden van zijn eigen aanverwanten. En dat standpunt kwam door zijn lichamelijke opvatting. Want hij dacht dat hijzelf het lichaam was en de lichamelijke relaties, zijn broers, zijn neven, zijn schoonvader of zijn grootvader, die zijn expansies van zijn lichaam. En hij dacht op deze manier zijn lichamelijke behoeftes tevreden te stellen. En alles was door de Heer gesproken alleen om dit standpunt te veranderen. En hij was akkoord om onder leiding van de Heer te werken. En hij zei; kariṣye vacanaṁ tava (BG 18.73).

Daarom zijn de mensen in deze wereld niet bedoeld om ruzie maken als katten en honden. Ze moeten intelligent genoeg zijn om het belang van het menselijke leven te realiseren en weigeren om zich als een gewoon dier te gedragen. Een mens moet het doel van het menselijke leven realiseren. Deze aanwijzing wordt in alle vedische literatuur gegeven en de essentie is in de Bhagavad-gītā gegeven. De vedische literatuur is voor de mensen bedoeld, niet voor de katten en honden. De katten en honden kunnen hun prooi doden en er is geen sprake van zonde van hun kant. Maar als mensen dieren doden voor de bevrediging van hun ongecontroleerde smaak dan zijn ze verantwoordelijk voor het breken van de wetten van de natuur.

En in de Bhagavad-gītā wordt duidelijk uitgelegd dat er drie soorten activiteiten zijn volgens de verschillende geaardheden der natuur, de activiteiten in goedheid, de activiteiten in passie en de activiteiten in onwetendheid. Net zo zijn er ook drie soorten voedsel, voedsel in goedheid, voedsel in passie en voedsel in onwetendheid. Die zijn allemaal duidelijk beschreven. En als we de instructies van de Bhagavad-gītā goed gebruiken dan zal ons hele leven gezuiverd worden en zullen we uiteindelijk in staat zijn om onze bestemming te bereiken.

Yad gatvā na nivartante tad dhāma paramaṁ mama (BG 15.6). Die informatie is gegeven in de Bhagavad-gītā dat boven deze materiële hemel een andere spirituele hemel is die heet sanātana. In deze overdekte hemel zien we dat alles tijdelijk is. Het wordt gemanifesteerd, het blijft een poosje en geeft ons wat bijproducten en dan gaat het krimpen en dan verdwijnt het. Dat is de wet van deze materiële wereld. Neem dit lichaam, neem een vrucht of wat ook dat hier gecreëerd is, uiteindelijk vergaat het. En boven deze tijdelijke wereld is een andere wereld waarvoor deze informatie is; paras tasmāt tu bhāvaḥ anyaḥ (BG 8.20). Er is een andere natuur die eeuwig is, sanātana. En de jīva wordt ook beschreven als sanātana. Mamaivāṁśo jīva-bhūtaḥ jīva-loke sanātanaḥ (BG 15.7). Sanātana betekent eeuwig. En de Heer wordt in het 11e hoofdstuk ook als sanātana beschreven. Dus omdat we een intieme relatie met de Heer hebben en we zijn allemaal kwalitatief één ... De sanātana-dhama en de sanātana Allerhoogste Persoonlijkheid en de sanātana levende wezens zijn op hetzelfde kwalitatieve vlak. Daarom is het doel van de Bhagavad-gītā om onze sanātana bezigheid op te wekken, of wat heet sanātana-dharma, de eeuwige bezigheid van het levende wezen. We zijn nu tijdelijk bezig met allerlei activiteiten en al deze activiteiten worden gezuiverd wanneer we al deze tijdelijke activiteiten opgeven, sarva-dharmān parityajya (BG 18.66). En wanneer we de activiteiten opnemen zoals verlangt door de Allerhoogste Heer, dat heet ons zuivere leven.