NL/Prabhupada 1073 - Zolang we de neiging om over de materiële natuur te willen heersen niet opgeven: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 1073 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1966 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
 
Line 10: Line 10:
[[Category:Dutch Language]]
[[Category:Dutch Language]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 1072 - Deze materiële wereld verlaten om eeuwig te leven in de eeuwige koninkrijk|1072|NL/Prabhupada 1074 - Alle ellende die we ervaren in deze materiële wereld is te danken aan dit lichaam|1074}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 18: Line 21:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|h6PY9S27t8c|Zolang wij onze neiging niet opgeven te heersten over de materiële natuur<br/>- Prabhupāda 1073}}
{{youtube_right|h6PY9S27t8c|Zolang we de neiging om over de materiële natuur te willen heersen niet opgeven<br/>- Prabhupāda 1073}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>File:660220BG-NEW_YORK_clip17.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/660220BG-NEW_YORK_clip17.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 30: Line 33:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Le chapitre 15 de la Bhagavad-gītā donne la description réaliste du monde matériel. Il y est dit:
In het 15e hoofdstuk van de Bhagavad-gītā wordt het echte plaatje van de materiële wereld beschreven. Er staat daar dat;


<div class="quote_verse">
:''śrī-bhagavān uvāca<br/>ūrdhva-mūlam adhaḥ-śākham<br/>aśvatthaṁ prāhur avyayam<br/>chandāṁsi yasya parṇāni<br/>yas taṁ veda sa veda-vit''<br/>([[NL/BG 15.1|BG 15.1]])
:ūrdhva-mūlam adhaḥ-śākham
 
:aśvatthaṁ prāhur avyayam
De materiële wereld wordt beschreven in het 15e hoofdstuk van de Bhagavad-gītā als een boom die de wortels naar boven heeft, ''ūrdhva-mūlam''.
:chandāṁsi yasya parṇāni
 
:yas taṁ veda sa veda-vit
Hebben jullie ooit een boom gezien die de wortels omhoog heeft? We hebben een boom gezien met de wortels omhoog in de reflectie. Als we aan de oever van een rivier staan of een meer of zo iets dan kunnen we zien dat de boom in het water weerspiegeld wordt met de stam naar beneden en de wortels omhoog. Dus de materiële wereld is nagenoeg een weerspiegeling van de spirituele wereld. Net zoals je de weerspiegeling van de boom aan de oever het water ondersteboven ziet, net zo wordt de materiële wereld de schaduw genoemd. Zoals er in de schaduw geen realiteit kan zijn, maar tegelijkertijd kunnen we van de schaduw begrijpen dat er een realiteit is. Het voorbeeld van de schaduw van water in de woestijn suggereert dat er geen water in de woestijn is maar er is water. Net zo in de reflectie van de spirituele wereld of in deze materiële wereld is er ongetwijfeld geen geluk, er is geen water. Maar het echte water of het echte geluk is in de spirituele wereld.
:([[Vanisource:BG 15.1|BG 15.1]])
</div>


Ainsi, ce monde matériel est décrit au chapitre 15 de la Bhagavad-gītā comme un arbre dont les racines poussent vers le haut, ūrdhva-mūlam. Avez-vous déjà fait l'expérience d'un arbre dont les racines poussent vers le haut? Nous pouvons avoir cette expérience d'un arbre dont les racines poussent vers le haut en regardant une image réfléchie. Si nous nous tenons sur la rive d'une rivière, ou devant une étendue d'eau, nous pouvons voir que l'arbre qui est sur la rive se reflète dans l'eau avec le tronc vers le bas et les racines vers le haut. Eh bien ce monde matériel est en réalité un reflet du monde spirituel. Comme le reflet de l'arbre au bord d'une étendue d'eau est vu à l'envers, de même, ce monde matériel est une ombre. Une ombre. Et, dans une ombre, il n'y a pas de réalité, mais, en même temps, en voyant l'ombre, nous pouvons déduire qu'il existe une réalité. Par exemple, le mirage de l'eau dans le désert peut faire penser, lorsque nous sommes dans le désert, que l'eau n'existe pas, mais l'eau existe. De même, dans le reflet du monde spirituel, c'est-à-dire dans ce monde matériel, sans aucun doute, il n'y a pas de joie, il n'y a pas d'eau. Mais la vraie eau, la joie véritable, se trouve dans le monde spirituel. Le Seigneur nous propose de rejoindre le monde spirituel de la manière suivante: nirmāna-mohā.
De Heer zegt dat iemand de spirituele wereld moet bereiken op de volgende manier, ''nirmāna-mohā''.  


<div class="quote_verse">
:''nirmāna-mohā jita-saṅga-doṣā<br/>adhyātma-nityā vinivṛtta-kāmāḥ<br/>dvandvair vimuktāḥ sukha-duhkha-saṁjñair<br/>gacchanty amūḍhāḥ padam avyayaṁ tat''<br/>([[NL/BG 15.5|BG 15.5]])  
:nirmāna-mohā jita-saṅga-doṣā
:adhyātma-nityā vinivṛtta-kāmāḥ
:dvandvair vimuktāḥ sukha-duḥkha-saṁjñair
:gacchanty amūḍhāḥ padam avyayaṁ tat
:([[Vanisource:BG 15.5|BG 15.5]])
</div>


Ce padam avyayam, ce Royaume éternel, peut être atteint par celui qui est nirmāna-mohā. Nirmāna-mohā. Nirmāna signifie que nous recherchons des désignations. De manière artificielle, nous désirons des désignations. Un tel veut être anobli, tel noble veut être élevé à un meilleur statut, un tel veut devenir président, ou un homme riche, ou quelqu'un d'autre, un roi... Toutes ces désignations, tant que nous y restons attachés... Le problème est que toutes ces désignations relèvent du corps et que nous ne sommes pas ce corps. Cette conception est le point de départ de la réalisation spirituelle. On ne doit avoir aucune attirance envers les désignations. Et jita-saṅga-doṣā, saṅga-doṣā. À présent, nous sommes associés aux trois modes des qualités matérielles, et si nous nous détachons grâce au service de dévotion pour le Seigneur... Aussi longtemps que nous ne sommes pas attirés par le service de dévotion au Seigneur, nous ne pouvons être détachés des trois modes de la nature matérielle. C'est pourquoi le Seigneur dit: vinivṛtta-kāmāḥ, ces désignations ou ces attachements sont causés par notre convoitise, notre désir. Nous voulons dominer la nature matérielle. Ainsi, aussi longtemps que nous ne renonçons pas à cette tendance à dominer la nature matérielle, jusqu'à ce que nous y parvenions, il n'y a aucune possibilité de retourner dans le Royaume du Seigneur suprême, dans le sanātana-dhāma. Dvandvair vimuktāḥ sukha-duḥkha-saṁjñair gacchanty amūḍhāḥ, amūḍhāḥ padam avyayaṁ tat ([[Vanisource:BG 15.5|BG 15.5]]). Ce Royaume éternel, qui ne peut être détruit comme ce monde matériel, peut être approcé par celui qui est amūḍhāḥ. Amūḍhāḥ sigiifie celui qui n'est pas dérouté celui qui ne se laisse pas dérouter par l'attraction des faux plaisirs. Et celui qui se situe dans le service suprême du Seigneur, c'est lui qui est la personne apte à approcher le Royaume éternel. Et, dans ce Royaume éternel, aucun soleil, aucune lune, aucune électricité ne sont nécessaires. Voilà un aperçu de la manière d'approcher le Royaume éternel.
Die ''padam avyayam'', het eeuwige koninkrijk kan worden bereikt door iemand die ''nirmāna-mohā'' is. ''Nirmāna'' betekent dat we aan benamingen gehecht zijn. Kunstmatig willen we benamingen. Iemand wil meneer worden, iemand wil een heer worden, iemand wil de president worden, of iemand wil een rijke man worden, iemand wil iets anders worden, koning. Zolang we gehecht zijn aan al deze benamingen ... Want uiteindelijk horen al deze benamingen bij het lichaam en we zijn niet dit lichaam. Dit is het eerste begrip van spirituele realisatie. Dus iemand heeft geen aantrekking voor benamingen. En ''jita-saṅga-doṣā'' ([[NL/BG 15.5|BG 15.5]]). We gaan nu om met de drie geaardheden van de materiële kwaliteiten, en als we daar onthecht van raken door toegewijde dienst aan de Heer ... Zolang we ons niet aangetrokken voelen tot toegewijde dienst aan de Heer kunnen we niet onthecht zijn van de drie geaardheden van de materiële natuur. Daarom zegt de Heer; ''vinivṛtta-kāmāḥ'' ([[NL/BG 15.5|BG 15.5]]), deze benamingen of gehechtheden zijn te wijten aan onze lust, verlangen. We willen de baas zijn over de materiële natuur. Zolang we de neiging om over de materiele natuur te willen heersen niet opgeven, tot die tijd is er geen mogelijkheid om terug te gaan naar het koninkrijk van de Allerhoogste, de ''sanātana-dhāma''. ''Dvandvair vimuktāḥ sukha-duḥkha-saṁjñair gacchanty amūḍhāḥ padam avyayaṁ tat'' ([[NL/BG 15.5|BG 15.5]]). Dat eeuwige koninkrijk dat nooit kapot gaat zoals deze materiële wereld kan bereikt worden door ''amūḍhāḥ''. ''Amūḍhāḥ'' betekent onverstoorbaar, iemand die niet in de war raakt door de aantrekking van dit namaak genot. En iemand die gevestigd is in de allerhoogste dienst aan de Heer, die is de juiste persoon om dat eeuwige koninkrijk te bereiken. En dat eeuwige koninkrijk heeft geen zon, geen maan of elektriciteit nodig. Dat is een heel klein idee over het eeuwige koninkrijk benaderen.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 21:41, 12 February 2022



660219-20 - Lecture BG Introduction - New York

In het 15e hoofdstuk van de Bhagavad-gītā wordt het echte plaatje van de materiële wereld beschreven. Er staat daar dat;

śrī-bhagavān uvāca
ūrdhva-mūlam adhaḥ-śākham
aśvatthaṁ prāhur avyayam
chandāṁsi yasya parṇāni
yas taṁ veda sa veda-vit

(BG 15.1)

De materiële wereld wordt beschreven in het 15e hoofdstuk van de Bhagavad-gītā als een boom die de wortels naar boven heeft, ūrdhva-mūlam.

Hebben jullie ooit een boom gezien die de wortels omhoog heeft? We hebben een boom gezien met de wortels omhoog in de reflectie. Als we aan de oever van een rivier staan of een meer of zo iets dan kunnen we zien dat de boom in het water weerspiegeld wordt met de stam naar beneden en de wortels omhoog. Dus de materiële wereld is nagenoeg een weerspiegeling van de spirituele wereld. Net zoals je de weerspiegeling van de boom aan de oever het water ondersteboven ziet, net zo wordt de materiële wereld de schaduw genoemd. Zoals er in de schaduw geen realiteit kan zijn, maar tegelijkertijd kunnen we van de schaduw begrijpen dat er een realiteit is. Het voorbeeld van de schaduw van water in de woestijn suggereert dat er geen water in de woestijn is maar er is water. Net zo in de reflectie van de spirituele wereld of in deze materiële wereld is er ongetwijfeld geen geluk, er is geen water. Maar het echte water of het echte geluk is in de spirituele wereld.

De Heer zegt dat iemand de spirituele wereld moet bereiken op de volgende manier, nirmāna-mohā.

nirmāna-mohā jita-saṅga-doṣā
adhyātma-nityā vinivṛtta-kāmāḥ
dvandvair vimuktāḥ sukha-duhkha-saṁjñair
gacchanty amūḍhāḥ padam avyayaṁ tat

(BG 15.5)

Die padam avyayam, het eeuwige koninkrijk kan worden bereikt door iemand die nirmāna-mohā is. Nirmāna betekent dat we aan benamingen gehecht zijn. Kunstmatig willen we benamingen. Iemand wil meneer worden, iemand wil een heer worden, iemand wil de president worden, of iemand wil een rijke man worden, iemand wil iets anders worden, koning. Zolang we gehecht zijn aan al deze benamingen ... Want uiteindelijk horen al deze benamingen bij het lichaam en we zijn niet dit lichaam. Dit is het eerste begrip van spirituele realisatie. Dus iemand heeft geen aantrekking voor benamingen. En jita-saṅga-doṣā (BG 15.5). We gaan nu om met de drie geaardheden van de materiële kwaliteiten, en als we daar onthecht van raken door toegewijde dienst aan de Heer ... Zolang we ons niet aangetrokken voelen tot toegewijde dienst aan de Heer kunnen we niet onthecht zijn van de drie geaardheden van de materiële natuur. Daarom zegt de Heer; vinivṛtta-kāmāḥ (BG 15.5), deze benamingen of gehechtheden zijn te wijten aan onze lust, verlangen. We willen de baas zijn over de materiële natuur. Zolang we de neiging om over de materiele natuur te willen heersen niet opgeven, tot die tijd is er geen mogelijkheid om terug te gaan naar het koninkrijk van de Allerhoogste, de sanātana-dhāma. Dvandvair vimuktāḥ sukha-duḥkha-saṁjñair gacchanty amūḍhāḥ padam avyayaṁ tat (BG 15.5). Dat eeuwige koninkrijk dat nooit kapot gaat zoals deze materiële wereld kan bereikt worden door amūḍhāḥ. Amūḍhāḥ betekent onverstoorbaar, iemand die niet in de war raakt door de aantrekking van dit namaak genot. En iemand die gevestigd is in de allerhoogste dienst aan de Heer, die is de juiste persoon om dat eeuwige koninkrijk te bereiken. En dat eeuwige koninkrijk heeft geen zon, geen maan of elektriciteit nodig. Dat is een heel klein idee over het eeuwige koninkrijk benaderen.