"De ziel is het voortbrengsel van Kṛṣṇa. Daarom uiteindelijk, is Hij onze dierbaarste vriend. We proberen om van iemand te houden. Die iemand is een perverse weerspiegeling van Kṛṣṇa. Eigenlijk ... Net als het kind. Het kind zoekt naar de borst van de moeder, en het huilt. Als iemand het kind neemt, is hij niet tevreden. Omdat hij niet kan uitdrukken dat 'ik wil mijn moeder'. Op dezelfde manier, hunkeren we ernaar om Kṇṣṇa lief te hebben op een perverse manier. Maar omdat we geen informatie over Kṛṣṇa hebben, zijn we onze relatie met Kṛṣṇa vergeten, daarom houden we van dit lichaam, dat lichaam."
|