"Net als Haridāsa Ṭhākura. Haridāsa Ṭhākura chantte altijd op een afgelegen plek. Nu, als iemand, zonder tot zo'n hoge positie verheven te zijn, imiteert,"Oh, Haridāsa Ṭhākura chantte. Laat me op een eenzame plek gaan zitten en chanten," hij kan dat niet doen. Het is niet mogelijk. Hij imiteert gewoon en doet alle onzin. Daarom zou iedereen met zijn eigen werk bezig moeten zijn, en door de vrucht van zijn werk, zou hij Kṛṣṇa moeten dienen. We kunnen Haridāsa Ṭhākura niet imiteren. Dat is een andere positie. Als iemand tot die positie verheven wordt, dan is dat iets anders, maar over het algemeen, is dat niet bedoeld voor een gewoon persoon. Daarom zou iedereen zijn beroepsplicht moeten vervullen en proberen om de Heer te dienen door het resultaat van zijn werk."
|