"Ieder van ons zijn boefjes, onwetend geboren. Maar we hebben de capaciteit om de boodschap van God vanuit gemachtigde informatie te nemen. Dat hebben we. Dus Bhāgavata zegt, parābhavas tāvad abodha-jātaḥ (SB 5.5.5): "Alle levende wezens die onwetend geboren zijn, wat ze ook doen voor de vooruitgang van de maatschappij, cultuur, onderwijs, beschaving, al deze activiteiten zijn een verlies als hij niet onderzoekt wat hij is." Parābhavas tāvad abodha-jāto yāvan na jijñāsata ātma-tattvam. Ātma-tattvam. Zo lang men niet onderzoekt, "wat ben ik? Wat is God? Wat is deze materiële natuur? Wat zijn deze activiteiten? Wat zijn onze relaties?" - als deze vragen daar niet zijn, dan zijn al onze activiteiten simpelweg een verlies. Parābhavas tāvad abodha-jāto yāvan na jijñāsata ātma-tattvam. Yāvan na prītir mayī vāsudeve: "Zo lang men zijn slapende liefde voor God niet ontwikkeld," na mucyate deha-yogena tāvat (SB 5.5.6), zo lang zal hij niet in staat zijn om uit deze cirkel van herhaalde geboorte en dood en verhuizing van de ziel te komen."
|