"De Māyāvādī-filosoof zegt: "Ik ben God, maar ik ben, door māyā, denk ik dat ik God niet ben. Dus door meditatie zal ik God worden." Maar dat betekent dat hij onder de bestraffing staat van māyā. Dus God is onder de invloed van māyā gekomen. Hoe komt dat? God is groot, en als Hij onder de invloed van māyā staat, wordt māyā groot. Hoe wordt God groot? Dus het echte idee is, zolang we zullen doorgaan met deze hallucinatie: "Ik ben God", "Er is geen God", "Iedereen is God", zoveel van dat soort dingen, dat er geen sprake is van gunst krijgen van God."
|