"Jammer genoeg de Māyāvādīs, zij, of door hun gebrek aan wijsheid van de śāstras (geschriften) of door hun grillen, zij zeggen dat "Kṛṣṇa or Viṣṇu, wanneer Hij komt, of de Absolute Waarheid wanneer Hij neerdaalt, Hij neemt aan, Hij aanvaard, een materieel lichaam." Dat is geen feit. Kṛṣṇa zegt, sambhavāmy ātma-māyayā (BG 4.6). Het is niet dat Kṛṣṇa een materieel lichaam aanvaard. Nee. Kṛṣṇa heeft niet dat onderscheid, materieel (gemompel). Daarom zegt Kṛṣṇa, avajānanti māṁ mūḍhā mānuṣīṁ tanum āśritam (BG 9.11): "Omdat ik mezelf toon, Mezelf nederdaal als een mens, de mūḍhas, of de schurken, zij denken van Mij of bespotten Mij."
|