"Dus deze kṛṣṇotkīrtana, het chanten en dansen, is heel aangenaam voor zowel de dhīra's als de adhīra's, derhalve waren de Gosvāmī's alle klassen der mensen heel dierbaar. Ze woonden in Vṛndāvana, en ze waren niet alleen gewaardeerd door de toegewijden maar ook door ordinaire mensen. Men aanbad deze Gosvāmī's, zelfs in de familieruzies tussen man en vrouw zou men de kwestie naar de Gosvāmī's verwijzen. Ze waren zo geliefd bij de bevolking dat men zijn onenigheden aan de Gosvāmī's voorlegde en tot welke beslissing de Gosvāmī's ook kwamen, men accepteerde het. Dus dhīrādhīra-jana-priyau, priya-karau want deze beweging is zo aangenaam dat het overal aantrekkelijk is. Dat merken we praktisch..."
|