"Het kind dringt aan: "Vader, ik wil dit." Vader zegt, "Nee, je neemt het niet." "Ik zal het aanraken. Ik zal het vuur aanraken." Vader zegt, "Nee, raak het niet aan." Maar hij dringt aan en huilt, dus vader zegt: "Goed, raak het maar aan." Op dezelfde manier creëren we ons eigen geluk en ongeluk. Ye yathā māṁ prapadyante tāṁs tathaiva bhajāmy aham (BG 4.11). Dus de vader wil dat we iets anders doen, maar wij willen iets anders doen tegen de wil van de vader in. Op dezelfde manier wil Kṛṣṇa dat éénieder van ons zich zou moeten overgeven aan Hem en werken volgens Zijn richting, maar we willen tegen zijn wil in doen. Daarom creëren we ons eigen geluk en ongeluk. Dat is de weg."
|