"Wanneer dit lichaam niet meer bruikbaar is om mee door te gaan, dan wordt van nature een ander lichaam aangeboden. Op het moment van de dood, zoals is gezegd in de Bhagavad-gītā: Yaṁ yaṁ vāpi smaran loke tyajaty ante kalevaram, sadā tad-bhāva-bhāvitaḥ (BG 8.6) - we creëren een mentale situatie. We hebben twee soorten lichaam: het subtiele lichaam en het grofstoffelijk lichaam. Dit grofstoffelijke lichaam is gemaakt van vijf grofstoffelijke materiële elementen: Aarde, water, vuur, lucht, ether, en het subtiele lichaam is gemaakt van geest, intelligentie en ego. Wanneer we slapen, werkt het grofstoffelijk lichaam niet maar het subtiele lichaam werkt. Daarom dromen we. Dus de... Op het moment van de dood, is dit grofstoffelijke lichaam beëindigd, maar het subtiele lichaam - geest, intelligentie en ego - zal me naar een ander grofstoffelijk lichaam voeren."
|