NL/Prabhupada 0329 - Dood een koe of dood een stuk groente, de zondige reactie is daar



Room Conversation -- April 23, 1976, Melbourne

Mijnheer Dixon: De beperking op het vlees eten, komt dat van het feit dat de dieren hun leven hebben die worden toegekend ...

Prabhupāda: Groenten hebben leven.

Mijnheer Dixon: Ja. Wat ik vraag; is het omdat de dieren een hogere prioriteit in het leven hebben dan groenten?

Prabhupāda: Geen kwestie van prioriteit. Onze filosofie is dat we de dienaar van God zijn. Dus God zal eten, en wat Hij van het eten overlaat, dat zullen wij nemen. Dus in de Bhagavad-gītā ... Zoek dit vers. Patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati (BG 9.26). Net zoals je hier bent gekomen. Dus als ik je iets te eten wil aanbieden dan is het mijn plicht om je te vragen: "Mijnheer Dixon, wat wil je eten?" Dus je vertelt: "Ik vind dit heel erg lekker." Dan, als ik je dat eten aanbiedt, dan wordt je blij. Dus we hebben Kṛṣṇa in deze tempel gevraagd, dus we wachten, wat wil Hij eten? Dus Hij zei dat ...

Guru-kṛpā: "Als iemand Mij met liefde en toewijding een blad, een bloem, fruit of water aanbiedt zal Ik het accepteren."

Prabhupāda: Patraṁ puṣpaṁ phalam. Hij vraagt ​​heel eenvoudige dingen die iedereen kan aanbieden. Net als een klein blad, patram, een kleine bloem, puṣpam, een beetje fruit, een beetje vloeistof, water of melk. Dus bieden wij dat aan. We maken verschillende preparaties met deze ingrediënten, patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyam (BG 9.26), en nadat Kṛṣṇa heeft gegeten nemen wij het. We zijn de dienaar; we nemen de restanten van het voedsel dat Kṛṣṇa achterlaat. We zijn geen vegetariër noch non-vegetariër. We zijn prasādian. Het maakt ons niet uit, groente of geen groente, want of je een koe doodt of een groente doodt, de zondige daad is er.

En volgens de wet van de natuur, er wordt gezegd dat de dieren die geen handen hebben voedsel zijn voor de dieren met handen. We zijn ook dieren met handen. Wij menselijke wezens, wij zijn ook dieren met handen, en zij zijn dieren - geen handen maar vier poten. En er zijn dieren die geen poten hebben, dat is groente. Apadāni catuṣ-padām. Deze dieren die geen poten hebben zijn voedsel voor dieren met vier poten. Net zoals de koe gras eet, de geit eet gras. Dus groente eten, er is geen voordeel. Dan hebben de geiten en de koeien meer voordeel, want ze nemen niets behalve groente.

Dus we zijn niet aan het prediken om geiten en koeien te worden. Nee, we prediken dat je een dienaar van Kṛṣṇa wordt. Dus wat Kṛṣṇa eet, dat eten wij. Als Kṛṣṇa zegt: "Geef me vlees, geef me eieren," dan zullen we Kṛṣṇa vlees en eieren aanbieden en wij zullen het nemen. Dus denk niet dat ons doel is vegetarisch of non-vegetarisch. Nee. Dat is niet onze filosofie. Want of je groente of vlees neemt, je bent aan het doden. En je moet doden, want anders kan je niet leven. Dat is de natuurlijke manier.

Mijnheer Dixon: Ja.

Prabhupāda: Dus we zijn niet voor die manier.

Mijnheer Dixon: Nou, waarom beperkt u ...

Prabhupāda: Beperking op deze manier; geen vlees eten, omdat koeienbescherming nodig is. Wij hebben melk nodig. En in plaats van de melk te nemen, als we de koeien eten, waar is dan de melk?

Mijnheer Dixon: Dus melk is erg belangrijk.

Prabhupāda: Heel erg belangrijk.

Mijnheer Dixon: In termen van voedselproductie voor de wereld, de wereld zou beter af zijn zonder dieren te eten.

Prabhupāda: Nee, melk is nodig. Een beetje vet vitaminerijk voedsel is nodig. Die behoefte wordt vervuld door melk.

Mijnheer Dixon: Kan u niet alle benodigdheden uit granen halen?

Prabhupāda: Granen, nee. Granen zijn zetmeel. Volgens de medische wetenschap hebben we vier groepen nodig: zetmeel, koolhydraten, eiwitten en vetten. Dat is volledig voedsel. Dus je kan al deze dingen krijgen door het eten van rijst en dahl - peulvruchten en tarwe. Peulvruchten en tarwe bevatten eiwitten. En melk bevat ook eiwit. Dus eiwit hebben we nodig. Vet krijgen we van melk. Vet is nodig. En groenten, koolhydraten en graan, zetmeel. Dus als je lekker eten maakt met al deze ingrediënten wordt je vol. En biedt het aan Kṛṣṇa aan, dan is het gezuiverd. Dan ben je vrij van alle zondige activiteiten. Anders, zelfs als je groente doodt ben je zondig omdat het leven heeft. Je hebt geen recht om een ​​ander leven te doden. Maar je moet leven op het leven. Dit is je positie. Daarom is de oplossing dat je prasādam neemt. Als er zonde is bij het eten van groente of vlees gaat het naar de eter. Wij nemen de overblijfselen, dat is alles.