NL/Prabhupada 0467 - Omdat ik toevlucht genomen heb bij Krishna's lotusvoeten ben ik veilig



Lecture on SB 7.9.8 -- Mayapur, February 28, 1977

Prabhupāda: Dus Prahlāda Mahārāja, zo'n verheven persoonlijkheid, de autoriteit, hij is zo nederig, hij zegt: kiṁ toṣṭum arhati sa me harir ugra-jāteḥ: "Ik ben in een hele woeste familie geboren. Natuurlijk heb ik de kwaliteiten van mijn vader, van mijn demonische familie geërfd. En personen zoals heer Brahmā en andere halfgoden konden de Heer niet tevreden stellen, en wat zal ik doen?" Een Vaiṣṇava denkt zo. Vaiṣṇava, Prahlāda Mahārāja, hoewel hij transcendentaal is, nitya-siddha, hij denkt, identificeert zich met zijn familie. Net als Haridāsa Ṭhākura. Haridāsa Ṭhākura ging de Jagannātha tempel niet binnen. Hetzelfde; vijfhonderd jaar geleden lieten ze niemand toe in de Jagannātha tempel behalve de hindoes. Hetzelfde gaat nog steeds door. Maar Haridāsa Ṭhākura ging nooit geforceerd naar binnen. Hij dacht: "Ja, ik ben een lage persoon, geboren in een lage familie. Waarom zou ik de pūjārī's en anderen verstoren die direct Jagannātha aan het dienen zijn? Nee." Sanātana Gosvāmī ging niet in de buurt van de tempel poort. Hij dacht: "Door mij aan te raken zullen de pūjārī's onrein zijn. Beter dat ik niet ga." Maar Jagannātha Zelf kwam hem dagelijks zien. Dit is de positie van de toegewijde. Toegewijde is heel nederig, maar om de kwaliteit van de toegewijden te bewijzen, zorgt de Heer voor hen. Kaunteya pratijānīhi na me bhaktaḥ praṇaśyati (BG 9.31).

Dus we moeten altijd op Kṛṣṇa's verzekering vertrouwen. In alle omstandigheden, alle gevaarlijke posities, Kṛṣṇa ... Avaśya rakṣibe kṛṣṇa viśvāsa pālana (Śaraṇāgati). Dit is overgave. Overgave betekent ... Een van de punten is volledig vertrouwen in Kṛṣṇa dat: "In de uitvoering van mijn toegewijde dienst kunnen er zo vele gevaren zijn, maar omdat ik toevlucht heb genomen bij Kṛṣṇa's lotusvoeten ben ik veilig." Dit is geloof in Kṛṣṇa.

samāśritā ye pada-pallava-plavaṁ
mahat-padaṁ puṇya-yaśo murāreḥ
bhavāmbudhir vatsa-padaṁ paraṁ padaṁ
padaṁ padaṁ yad vipadāṁ na teṣām
(SB 10.14.58)

Padaṁ padaṁ yad vipadāṁ na teṣām. Vipadam betekent "gevaarlijke positie." Padaṁ padam, elke stap in deze materiële wereld - na teṣām, niet voor de toegewijde. Padaṁ padaṁ yad vipadāṁ na teṣām. Dit is Śrīmad-Bhāgavatam. Zelfs vanuit literair oogpunt zo verheven. Dus Prahlāda Mahārāja ... Net als Kavirāja Gosvāmī. Hij schrijft Caitanya-caritāmṛta en hij presenteert zichzelf door te zeggen:

purīṣera kīṭa haite muñi se laghiṣṭha
jagāi mādhāi haite muñi se pāpiṣṭha
mora nāma yei laya tāra puṇya kṣaya
(CC Adi 5.205)

Op die manier. De auteur van Caitanya-caritāmṛta presenteert zichzelf: "Lager dan een worm in de ontlasting." Purīṣera kīṭa haite muñi se laghiṣṭha. En in Caitanya-līlā; Jagāi en Mādhāi, de twee broers worden verondersteld het meest zondig te zijn. Maar Hij heeft hun ook verlost. Kavirāja Gosvāmī zegt: "Ik ben meer zondig dan Jagāi en Mādhāi."

jagāi madhāi haite muñi se pāpiṣṭha
mora nāma yei laya tāra puṇya kṣaya

"Ik ben zo laag dat als iemand mijn naam neemt dan is de weinige vrome actie die er is verloren." Op deze manier presenteert hij zichzelf. En Sanātana Gosvāmī presenteert zichzelf: nīca jāti nīca karma nīca saṅga ... Het is niet kunstmatig. Een Vaiṣṇava denkt werkelijk zo. Dat is Vaiṣṇava. Hij is nooit trots op ... En juist het tegenovergestelde: "Oh, ik heb dit. Ik heb dit. Wie is gelijk aan mij? Ik ben zo rijk. Ik ben zo dit en dat." Dat is het verschil.

Dus we moeten dit leren: tṛṇād api sunicena taror api sahiṣṇunā, en volgen in de voetsporen van Prahlāda Mahārāja. Dan zullen we zeker geaccepteerd worden door Nṛsiṁha-deva, Kṛṣṇa, zonder enig falen.

Heel veel dank.

Toegewijden: Jaya Prabhupāda!