NL/Prabhupada 0856 - De spirituele ziel is net zo goed een persoon als ook God een persoon is



740327 - Conversation - Bombay

Prabhupāda: Dus in het begin, vóór de schepping, bestaat God en na de schepping, wanneer de schepping wordt vernietigd, zal Hij blijven bestaan. Dit heet transcendentale positie.

Pañcadraviḍa: Commentaar: De positie van de Heer is altijd transcendentaal want de oorzaak en gevolg energieën die nodig zijn voor de creatie ... (onderbreking)

Prabhupāda: ... voordat dit hemd gemaakt werd was het onpersoonlijk. Er was geen hand, er was geen nek, was er geen lichaam. Dezelfde stof. Maar de kleermaker maakte op maat van het lichaam een bedekking voor deze hand en het ziet eruit ziet als een hand. De bedekking van de borst ziet eruit als een borst. Daarom betekent het onpersoonlijke de materiële bedekking. Anderzijds is de spirituele ziel een persoon. Net als je naar de kleermaker gaat, naargelang je lichaam zal hij een jas maken. De ingrediënten van de jas, de stof, dat is onpersoonlijk. Maar de bedekking van een persoon is gemaakt als een persoon.

Met andere woorden, de spirituele ziel is net zo goed een persoon als ook God is een persoon is. Onpersoonlijk betekent de bedekking. Probeer dat te begrijpen. De bekleding is onpersoonlijk, niet het levende wezen. Hij is bedekt. Hij is niet onpersoonlijk. Hij is een persoon. Heel eenvoudig voorbeeld. De jas, het hemd, is onpersoonlijk maar de man die de jas aantrekt is niet onpersoonlijk. Hij is een persoon.

Dus hoe kan God onpersoonlijk zijn? De materiële energie is onpersoonlijk. Dat is uitgelegd in de Bhagavad-gītā; mayā tatam idaṁ sarvaṁ jagad avyakta-mūrtinā (BG 9.4). Deze jagad is avyakta, onpersoonlijk. Dat is ook energie van Kṛṣṇa. Daarom zei Hij: "Ik ben geëxpandeerd in de onpersoonlijke vorm." Dat onpersoonlijke aspect is Kṛṣṇa's energie. Dus de materiële bedekking is onpersoonlijk maar de spirituele ziel of Superziel is persoonlijk. Is er een vraag hierover, het is een ingewikkelde kwestie, iemand? Als er moeite is om het te begrijpen? (pauze)

Bhava-bhūti: ... want ik heb zoveel van deze zogenaamde yogi's in het Engels gehoord over de Gita en zo, maar ze kunnen het niet uitleggen, ze hebben zelfs geen benul van ...

Prabhupāda: Nee, nee, hoe kunnen ze het uitleggen?

Bhava-bhūti: Ze hebben geen flauw benul.

Prabhupāda: Ze kunnen de Bhagavad-gītā niet eens benaderen. Ze hebben geen kwalificatie.

Bhava-bhūti: Ze hebben geen begrip.

Prabhupāda: Hun praten over de Bhagavad-gītā is kunstmatig.

Bhava-bhūti: Ja.

Prabhupāda: Ze kunnen niets vertellen want de echte kwalificatie, zoals in de Bhagavad-gītā staat, is bhakto 'si (BG 4.3). Iemand moet een toegewijde zijn, dan kan hij wat de Bhagavad-gītā is benaderen.

Bhava-bhūti: Zelfs in Māyāpur, toen we naar die keer naar Śrīdhara Svāmī's asrama gingen, en hij en een andere man vertelde iets in het Engels. Ze kunnen het niet uitleggen zoals u, Śrīla Prabhupāda. U bent de enige, dat wanneer u deze kennis vertelt dan gaat het direct het oor in en het hart in en dan wordt het gerealiseerd.

Prabhupāda: Misschien. (lacht)

Indiase man: Jaya.

Prabhupāda: Hare Kṛṣṇa. Viśākhā denk jij dat ook zo?

Viśākhā: Zonder twijfel.

Prabhupāda: (lachend) Hare Kṛṣṇa!