NL/Prabhupada 0922 - We verzoeken iedereen: Alstublieft Chant, Chant, Chant



730422 - Lecture SB 01.08.30 - Los Angeles

Er stond een karikatuur tekening in een krant. Misschien weten jullie dat nog. Van Montreal of van hier, ik weet het niet meer. Een oude dame en haar man zitten tegenover elkaar. De dame vraagt ​​haar man: "Chant, chant, chant." En de man antwoordt: "Kan niet, kan niet, kan niet." Dus dit is wat er gebeurt. Wij verzoeken iedereen: "Alstublieft chant, chant, chant." En zij antwoorden: "Kan niet, kan niet." Dit is hun ongeluk. Dit is hun ongeluk.

Dus het is nog steeds onze plicht om al deze ongelukkige schepsels gelukkig te maken. Dat is onze missie. Daarom gaan we op straat chanten. Hoewel ze zeggen: "Kan niet," wij gaan door met chanten, dat is onze taak. En op de één of andere manier stoppen we een boek in hun hand. Hij wordt gelukkig. Hij zou anders zijn zuurverdiende geld op zoveel smerige zondige manieren verspild hebben, en als hij een boek koopt, maakt niet uit voor welke prijs, dan wordt zijn geld goed gebruikt. Het begin van het Kṛṣṇa-bewustzijn is er. Omdat hij een beetje zuurverdiend geld aan de Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging geeft, krijgt hij wat spiritueel profijt. Hij verliest niets. Hij krijgt wat spiritueel profijt. Daarom is het onze taak om op de één of andere manier iedereen naar de Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging te brengen. Hij zal profijt krijgen.

Dus dit gebeurt niet alleen in de menselijke samenleving. Kṛṣṇa's plan is zo groot dat ... Kṛṣṇa verscheen als mens, of ... Als Heer Kṛṣṇa wist niet iedereen dat Hij de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is. Hij gedroeg zich net als een gewoon mens. Niet gewoon. Wanneer het nodig was bewees Hij Zich als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Maar over het algemeen zag men Hem als een gewoon mens.

Daarom beschrijft Śukadeva Gosvāmī Kṛṣṇa in een beschrijving toen Kṛṣṇa met de koeherdersjongens speelde. Dus Śukadeva Gosvāmī wijst aan; wie is deze koeherdersjongen? Hij zei; itthaṁ satām brahma-sukhānubhūtyā (SB 10.12.11). Satām. De impersonalisten mediteren op het onpersoonlijke Brahman en voelen wat transcendentale gelukzaligheid. En Śukadeva Gosvāmī zegt dat de bron van die transcendentale gelukzaligheid is hier; Kṛṣṇa. Ahaṁ sarvasya prabhavaḥ (BG 10.8). Kṛṣṇa is de bron van alles. Daarom is de transcendentale gelukzaligheid die de impersonalisten proberen te ervaren door te mediteren op het onpersoonlijke Brahman, zegt Śukadeva Gosvāmī; itthaṁ satāṁ brahma-sukhānubhūtyā (SB 10.12.11). Brahma-sukham; de transcendentale gelukzaligheid van Brahman realisatie. Dāsyaṁ gatānāṁ para-daivatena (SB 10.12.11). Hier is de persoon die de bron is van brahma-sukha. En dāsyaṁ gatānāṁ para-daivatena. Dāsyaṁ gatānām betekent toegewijden. Een toegewijde is altijd bereid om de Heer te dienen. Dāsyaṁ gatānāṁ para-daivatena. Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Hier is de bron van brahma sukha, hier is de oorspronkelijke Persoonlijkheid Gods. En māyāśritānāṁ nara-dārakeṇa (SB 10.12.11). En voor degenen die in de ban zijn van de illusoire energie is Hij een gewone jongen. Dus Hij is naargelang je inzicht; ye yathā māṁ prapadyante (BG 4.11).