NL/Prabhupada 0466 - De zwarte slang is minder schadelijk dan de menselijke slang: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0466 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1977 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
(Vanibot #0023: VideoLocalizer - changed YouTube player to show hard-coded subtitles version)
 
Line 7: Line 7:
[[Category:NL-Quotes - in India, Mayapur]]
[[Category:NL-Quotes - in India, Mayapur]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0465 - Vaisnava is krachtig, maar toch is hij heel zachtmoedig en nederig|0465|NL/Prabhupada 0467 - Omdat ik toevlucht genomen heb bij Krishna's lotusvoeten ben ik veilig|0467}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 15: Line 18:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|HgDeDr7X3nk|De zwarte slang is minder schadelijk als de mens slang<br />- Prabhupāda 0466}}
{{youtube_right|MihMEW5W9so|De zwarte slang is minder schadelijk dan de menselijke slang<br />- Prabhupāda 0466}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/w/images/770228SB-MAY_clip4.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/770228SB-MAY_clip4.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 27: Line 30:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Een mens met slang kwaliteiten  is zeer  gevaarlijk. Cāṇakya Paṇḍita heeft gezegd  
Een mens met kwaliteiten als een slang is heel gevaarlijk. Cāṇakya Paṇḍita heeft gezegd:


:sarpaḥ krūraḥ khalaḥ krūraḥ
:''sarpaḥ krūraḥ khalaḥ krūraḥ''
:sarpāt krūrataraḥ khalaḥ
:''sarpāt krūrataraḥ khalaḥ''
:mantrauṣadhi-vaśaḥ sarpaḥ
:''mantrauṣadhi-vaśaḥ sarpaḥ''
:khalaḥ kena nivāryate
:''khalaḥ kena nivāryate''


"Er zijn twee jaloerse levende wezens. Een daarvan  is een slang,  zwarte slangen een  is een mens met de kwaliteit  van  zwarte slang." Hij kan geen  goed  ding  zien. Sarpaḥ krūraḥ. De slang is jaloers. Zonder dat  je  er  schuld  aan  hebt,  bijt hij. Een  slang is  er  op de straat, en als je toevallig langs hem loopt wordt hij zo booshij bijt onmiddellijk. Dus dit is de natuur van de slang. Evenzo  zijn er mensen als de  slang. Zonder enige schuld  zullen ze je beschuldigen. Ze  zijn ook slangen. Maar Cāṇakya Paṇḍita zegt dat  "Deze zwarte slang is minder schadelijk dan de mens  slang." Waarom? "Welnu, deze  zwarte slangdoor het zingen  van enkele  mantra's of door  een  kruid  kan  je  hem  onder  je  controle  brengen. Maar deze mens  slang kun  je niet. Het is niet mogelijk."
"Er zijn twee jaloerse levende wezens. Een is een zwarte slang en één is een mens met de kwaliteiten als een zwarte slang." Hij kan niets goeds zien. ''Sarpaḥ krūraḥ''. De slang is jaloers. Zonder enige aanleiding bijt hij. Er is een slang op de straat, en als je toevallig langs hem loopt wordt hij zo boos dat hij onmiddellijk bijt. Dus dit is de natuur van de slang. Net zo zijn er mensen als een slang. Zonder enige aanleiding zullen ze je beschuldigen. Het zijn ook slangen. Maar Cāṇakya Paṇḍita zegt: "Deze zwarte slang is minder schadelijk dan de menselijke slang." Waarom? "Welnu, de zwarte slang kan je onder controle krijgen door het chanten van mantra's of met kruiden. Maar deze menselijke slang kan je niets mee. Het is niet mogelijk."  


Dus  zullen  er...  Deze  Hiraṇyakaśipu wordt ook  beschreven  door Prahlāda Mahārāja als een slang.  Wanneer  Nṛsiṁha-deva zo boos is,  dus  hij zal later zeggen laterdat modeta sādhur api vṛścika-sarpa-hatyā ([[Vanisource:SB 7.9.14|SB 7.9.14]]): "Mijn Heer, U was heel erg boos op mijn vader. Nu is het gedaan met hem, dus er is geen reden meer voor Uw  resterende  boosheid. Wordt  gepacificeerd. Niemand is ongelukkig voor  het doden van mijn vader, wees daar zeker van. Er  is dus  geen oorzaak  van  angst. Al deze halfgoden, Heer Brahmā en anderen,  ze  zijn allemaal Uw dienaar. Ik ben ook dienaar van Uw dienaar. Dus nu is  de jaloerse slang gedood,  iedereen  is blij."  Dus  hij  gaf  dit  voorbeeld  dat  modeta  sādhur  api  vṛścika-sarpa-hatyā:  een  sadhu, een  heilige  persoon,  houdt  nooit  van  het  doden  van  welk  levend  wezen  dan  ook.  Ze  zijn  niet  gelukkig...  Zelfs  een  kleine  mier  wordt  gedood,  ze  zijn  niet  gelukkig:  "Waarom  zou  een  mier  gedood  moeten  worden?"  Wat  te  zeggen  van  anderen,  zelfs  een  kleine  mier.  Para-duḥkha-duḥkhī.  Het  kan  dan  wel  een  mier  zijn,  onbeduidend,  maar  op  het  moment  van  de  dood  heeft  hij  geleden,  een  Vaiṣṇava  is ongelukkig:  "Waarom  zou  een  ​​mier  gedood  moeten  worden?"  Dit  is  para  duḥkha-duhkhi.  Maar  zo'n  Vaiṣṇava  is  blij  als  een  slang  en  een  schorpioen  worden  gedood.  Modeta  sādhur  api  vṛścika-sarpa-hatya.  Dus  iedereen is  blij als  een  slang  of  een  schorpioen  wordt  gedood,  want  ze  zijn  erg,  erg  gevaarlijk. Zonder  enige  fout  bijten  ze  en  creëren  ravage. 
Hiraṇyakaśipu wordt door Prahlāda Mahārāja ook als een slang beschreven wanneer Nṛsiṁha-deva zo boos is. Dus hij zal later zeggen later dat: ''modeta sādhur api vṛścika-sarpa-hatyā'' ([[Vanisource:SB 7.9.14|SB 7.9.14]]): "Mijn Heer, U was heel erg boos op mijn vader. Nu is het gedaan met hem, dus er is geen reden meer voor U om boos te blijven. Wees gekalmeerd. Niemand is ongelukkig door het doden van mijn vader, wees daar zeker van. Dus er is geen reden voor benauwdheid. Al deze halfgoden, Heer Brahmā en anderen zijn allemaal Uw dienaar. Ik ben ook de dienaar van Uw dienaar. Dus nu de jaloerse slang gedood is, is iedereen blij."


Dus er zijn deze slangachtige personen, ze zijn jaloers op onze bewegingze verzetten  zich. Dat is de aard. Prahlāda Mahārāja werd ook tegengewerkt door zijn vader, wat te spreken  van anderen. Deze dingen zullen gebeuren, maar we moeten niet teleurgesteld worden,  als  Prahlāda Mahārāja nooit teleurgesteld werd  hoewel hij op zoveel manieren werd gepest. Hij  werd ook  geserveerd  met  vergif, hij werd geworpen  tussen de slangen en hij werd van de heuvel gegooid, hij werd onder de voeten  van een olifant gezet.  Op  zoveel manieren... Daarom heeft Chaitanya  Mahāprabhu ons opgedragen  dat "Wees niet teleurgesteld. Wees  zo  vriendelijk  om  het te  doorstaan." Tṛṇād api sunīcena taror api sahiṣṇunā ([[Vanisource:CC Adi 17.31|CC Adi 17.31]]): wees meer  tolerant  dan de  boom.  Wordt, ik  bedoel  te  zeggen,  je  zult  meer zachtmoedig en nederig zijn  dan het gras. Deze dingen zullen gebeuren. In  een  leven  als  we ons Kṛṣṇa-bewustzijn  houding  uitvoeren, ook  al is er een beetje lijden, vindt  het  niet erg. Ga verder met Kṛṣṇa-bewustzijn. Niet  teleurgesteld of hopeloos zijn, ook al zijn er wat problemen. Dat wordt  aangemoedigd  door  Kṛṣṇa in de Bhagavad-gītāāgamāpāyino 'nityās tāṁs titikṣasva bhārata ([[Vanisource:BG 2.14|BG 2.14]]): "Mijn beste Arjuna, zelfs als je wat pijn voelt, Deze  lichamelijke pijn,  het  komt en gaat. Niets is permanent, dus je moet  niet voor  deze dingen geven. Ga verder met je plicht. "Dit is de instructie van Kṛṣṇa. Prahlāda Mahārāja is het praktisch  voorbeeld, en onze plicht is  om de voetsporen van zo'n persoon zoals Prahlāda Mahārāja te volgen.  
Dus hij gaf het voorbeeld dat: ''modeta sādhur api vṛścika-sarpa-hatyā'': een ''sādhu'', een heilig persoon, houdt nooit van het doden van een levend wezen. Ze zijn niet gelukkig ... Zelfs als een kleine mier wordt gedood zijn ze niet gelukkig: "Waarom zou je een mier doden?" Wat te zeggen van anderen, zelfs een kleine mier. ''Para-duḥkha-duḥkhī''. Het mag een onbeduidende mier zijn, maar op het moment van de dood heeft hij geleden, een ''Vaiṣṇava'' is ongelukkig: "Waarom zou je een mier doden?" Dit is ''para duḥkha-duhkhi''. Maar zo'n ''Vaiṣṇava'' is blij als een slang en een schorpioen wordt gedood. ''Modeta sādhur api vṛścika-sarpa-hatya''. Dus iedereen is blij als een slang of een schorpioen wordt gedood, want ze zijn heel erg gevaarlijk. Zonder enige aanleiding bijten ze en maken een puinhoop.
 
Dus er zijn deze slangachtige personen, ze zijn jaloers op onze beweging, ze werken tegen. Dat is de natuur. Prahlāda Mahārāja werd ook tegengewerkt door zijn vader, wat te zeggen van anderen. Deze dingen zullen gebeuren, maar we moeten niet teleurgesteld zijn. Zoals Prahlāda Mahārāja nooit teleurgesteld was hoewel hij op zoveel manieren werd gepest. Hem werd vergif gegeven, hij werd tussen de slangen geworpen en hij werd van de heuvel gegooid, hij werd onder de poten van een olifant gelegd, op zoveel manieren ...  
 
Daarom heeft Caitanya Mahāprabhu ons gezegd dat: "Wees niet teleurgesteld. Doorsta het alsjeblieft." ''Tṛṇād api sunīcena taror api sahiṣṇunā'' ([[Vanisource:CC Adi 17.31|CC Adi 17.31]]): wees toleranter dan een boom, wees meer zachtmoedig en nederig dan het gras. Deze dingen zullen gebeuren. Als we ons in één leven Kṛṣṇa-bewust gedragen, zelfs al is er een beetje lijden, geef er niet om. Ga verder met Kṛṣṇa-bewustzijn. Wees niet teleurgesteld of hopeloos, ook al zijn er wat problemen.  
 
Dat is wat Kṛṣṇa in de Bhagavad-gītā aangemoedigd: ''āgamāpāyino 'nityās tāṁs titikṣasva bhārata'' ([[NL/BG 2.14|BG 2.14]]): "Mijn beste Arjuna, zelfs als je wat pijn voelt, deze lichamelijke pijn komt en gaat. Niets is permanent, dus laat je niet verstoren door deze dingen. Ga verder met je plicht." Dit is de instructie van Kṛṣṇa. Prahlāda Mahārāja is het praktische voorbeeld, en het is onze plicht om de voetsporen van zo'n persoon zoals Prahlāda Mahārāja te volgen.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 16:00, 29 January 2021



Lecture on SB 7.9.8 -- Mayapur, February 28, 1977

Een mens met kwaliteiten als een slang is heel gevaarlijk. Cāṇakya Paṇḍita heeft gezegd:

sarpaḥ krūraḥ khalaḥ krūraḥ
sarpāt krūrataraḥ khalaḥ
mantrauṣadhi-vaśaḥ sarpaḥ
khalaḥ kena nivāryate

"Er zijn twee jaloerse levende wezens. Een is een zwarte slang en één is een mens met de kwaliteiten als een zwarte slang." Hij kan niets goeds zien. Sarpaḥ krūraḥ. De slang is jaloers. Zonder enige aanleiding bijt hij. Er is een slang op de straat, en als je toevallig langs hem loopt wordt hij zo boos dat hij onmiddellijk bijt. Dus dit is de natuur van de slang. Net zo zijn er mensen als een slang. Zonder enige aanleiding zullen ze je beschuldigen. Het zijn ook slangen. Maar Cāṇakya Paṇḍita zegt: "Deze zwarte slang is minder schadelijk dan de menselijke slang." Waarom? "Welnu, de zwarte slang kan je onder controle krijgen door het chanten van mantra's of met kruiden. Maar deze menselijke slang kan je niets mee. Het is niet mogelijk."

Hiraṇyakaśipu wordt door Prahlāda Mahārāja ook als een slang beschreven wanneer Nṛsiṁha-deva zo boos is. Dus hij zal later zeggen later dat: modeta sādhur api vṛścika-sarpa-hatyā (SB 7.9.14): "Mijn Heer, U was heel erg boos op mijn vader. Nu is het gedaan met hem, dus er is geen reden meer voor U om boos te blijven. Wees gekalmeerd. Niemand is ongelukkig door het doden van mijn vader, wees daar zeker van. Dus er is geen reden voor benauwdheid. Al deze halfgoden, Heer Brahmā en anderen zijn allemaal Uw dienaar. Ik ben ook de dienaar van Uw dienaar. Dus nu de jaloerse slang gedood is, is iedereen blij."

Dus hij gaf het voorbeeld dat: modeta sādhur api vṛścika-sarpa-hatyā: een sādhu, een heilig persoon, houdt nooit van het doden van een levend wezen. Ze zijn niet gelukkig ... Zelfs als een kleine mier wordt gedood zijn ze niet gelukkig: "Waarom zou je een mier doden?" Wat te zeggen van anderen, zelfs een kleine mier. Para-duḥkha-duḥkhī. Het mag een onbeduidende mier zijn, maar op het moment van de dood heeft hij geleden, een Vaiṣṇava is ongelukkig: "Waarom zou je een mier doden?" Dit is para duḥkha-duhkhi. Maar zo'n Vaiṣṇava is blij als een slang en een schorpioen wordt gedood. Modeta sādhur api vṛścika-sarpa-hatya. Dus iedereen is blij als een slang of een schorpioen wordt gedood, want ze zijn heel erg gevaarlijk. Zonder enige aanleiding bijten ze en maken een puinhoop.

Dus er zijn deze slangachtige personen, ze zijn jaloers op onze beweging, ze werken tegen. Dat is de natuur. Prahlāda Mahārāja werd ook tegengewerkt door zijn vader, wat te zeggen van anderen. Deze dingen zullen gebeuren, maar we moeten niet teleurgesteld zijn. Zoals Prahlāda Mahārāja nooit teleurgesteld was hoewel hij op zoveel manieren werd gepest. Hem werd vergif gegeven, hij werd tussen de slangen geworpen en hij werd van de heuvel gegooid, hij werd onder de poten van een olifant gelegd, op zoveel manieren ...

Daarom heeft Caitanya Mahāprabhu ons gezegd dat: "Wees niet teleurgesteld. Doorsta het alsjeblieft." Tṛṇād api sunīcena taror api sahiṣṇunā (CC Adi 17.31): wees toleranter dan een boom, wees meer zachtmoedig en nederig dan het gras. Deze dingen zullen gebeuren. Als we ons in één leven Kṛṣṇa-bewust gedragen, zelfs al is er een beetje lijden, geef er niet om. Ga verder met Kṛṣṇa-bewustzijn. Wees niet teleurgesteld of hopeloos, ook al zijn er wat problemen.

Dat is wat Kṛṣṇa in de Bhagavad-gītā aangemoedigd: āgamāpāyino 'nityās tāṁs titikṣasva bhārata (BG 2.14): "Mijn beste Arjuna, zelfs als je wat pijn voelt, deze lichamelijke pijn komt en gaat. Niets is permanent, dus laat je niet verstoren door deze dingen. Ga verder met je plicht." Dit is de instructie van Kṛṣṇa. Prahlāda Mahārāja is het praktische voorbeeld, en het is onze plicht om de voetsporen van zo'n persoon zoals Prahlāda Mahārāja te volgen.