NL/Prabhupada 0248 - Krishna had 16.108 echtgenotes en bijna elke keer moest hij vechten om de vrouw te winnen
Lecture on BG 2.6 -- London, August 6, 1973
Pradyumna: "Ook weten we niet wat beter is: hen verslaan of door hen verslagen te worden. Wanneer we de zonen van Dhṛtarāṣṭra doden, is ons leven niets meer waard. Maar ondertussen staan ze tegenover ons op het slagveld."
Prabhupāda: Dus deze twee groepen van neven-broers ... Mahārāja Pāṇḍu had vijf zonen en Dhṛtarāṣṭra had honderd zonen. Dus ze zijn van dezelfde familie, en het was duidelijk onder hun dat als anderen van buiten de familie hen zouden aanvallen, ze zouden samenkomen, 105 broers, en vechten. Maar als ze onder elkaar vechten; een kant honderd broers; andere kant vijf broers. Want een kṣatriya familie moet zich bezighouden met vechten. Zelfs in hun huwelijk werd er gevochten. Zonder vechten wordt er in een kṣatriya familie niet getrouwd. Kṛṣṇa had 16.108 echtgenotes, en bijna elke keer moest hij vechten om de vrouw te winnen. Voor een kṣatriya was het een sport om te vechten. Dus hij is verward of dit soort vechten aangemoedigd moeten worden of niet.
Er is een spreekwoord in Bengalen, khābo ki khābo nā yadi khāo tu pauṣe. "Als je verward bent of je zal eten of niet eten, dan beter niet eten." Soms zitten we in deze situatie; "Ik heb niet veel honger, zal ik eten of niet?" Het beste is dan om niet te eten. Maar als je wel eet, dan kan je in de maand december eten, Pauṣa. Waarom? Bengalen heeft een tropisch klimaat, maar in de winter wordt geadviseerd dat; "Als je eet is het niet zo slecht want het zal verteerd worden." De nachten zijn erg lang. In het koude seizoen werkt de spijsvertering goed. Dus als we verward zijn; "wel of niet doen," jābo ki jābo nā yadi jāo tu śauce: Als je denkt; "Zal ik gaan of niet?" dan beter niet gaan. Maar als je naar het toilet moet, dan moet je gaan. Jābo ki jābo nā yadi jāu tu śauce, khābo ki khābo nā yadi khāo tu pauṣe. Dat is gezond verstand. Zo is Arjuna nu ook verward, "Zal ik wel of niet vechten?" Dat gebeurt overal. Als moderne politici elkaar de oorlog verklaren, dan overwegen ze ... Net als in de Tweede Wereldoorlog, toen Hitler zich op de oorlog voorbereide ... Iedereen wist dat Hitler wraak wilde nemen omdat ze in de eerste oorlog werden verslagen. Dus Hitler was zich opnieuw aan het voorbereiden. In 1933 kwam mijn Duitse gods-broeder naar India. Toen vertelde hij: "Er komt oorlog, Hitler treft zware voorbereidingen. "Er zal oorlog komen." Toen was in jullie land Mr. Chamberlain de minister-president, denk ik. Hij ging naar Hitler toe om de oorlog te voorkomen. Maar hij wilde niet. Dus vergelijkbaar in deze strijd, tot op het laatst probeerde Kṛṣṇa om de oorlog te vermijden. Hij stelde Duryodhana voor dat; "Ze zijn kṣatriyas, je neven-broers. Je hebt je hun koninkrijk toegeëigend. Maakt niet uit, op de één of andere manier heb je het genomen. Maar ze zijn kṣatriyas. Ze moeten middelen van bestaan hebben. Dus geef deze vijf broers vijf dorpen. Uit het hele wereldrijk geef je ze vijf dorpen." Dus hij zei; "Nee, ik ben niet van plan om zelfs maar een centimeter aan land te geven zonder strijd." Daarom, in deze omstandigheden moet de strijd er zijn.