NL/Prabhupada 0247 - Ware religie betekent God lief hebben
Lecture on BG 2.9 -- London, August 15, 1973
De Bhagavad-gītā eindigt met: sarva-dharmān parityajya mām ekaṁ śaraṇaṁ vraja (BG 18.66). En het Bhāgavata begint vanaf dat punt. Daarom is de Bhagavad-gītā de voorstudie van het Śrīmad-Bhāgavatam. Bhāgavata begint met dharmaḥ projjhita-kaitavaḥ atra: "Nu, in dit Śrīmad-Bhāgavatam worden alle soorten religieus bedrog verworpen, projjhita." Dus er is een link. Echte religie betekent God lief hebben. Dat is ware religie. Daarom zegt Bhāgavata; sa vai puṁsāṁ paro dharmo yato bhaktir adhokṣaje: (SB 1.2.6) "Dat is eersteklas religie." Het betekent niet dat je deze religie of die religie volgt. Je kan elke religie volgen, het maakt niet uit, Hindoeïsme, Christendom of Islam, wat je wil. Maar we moeten testen. Net als een student die voor een examen is geslaagd. Niemand vraagt, "Op welke school heb je je examen behaald? Je bent geslaagd? Dat is voldoende." We vragen ons af op welk niveau je bent afgestudeerd. Dat is alles. Niemand vraagt, "Op welke universiteit, in welk land, in welke religie ben je geslaagd voor je examen?" Nee. Op dezelfde manier hoort niemand te vragen; "Tot welke religie behoor je?" Men moet zien of hij de kunst, hoe God lief te hebben, heeft geleerd. Dat is alles. Dat is religie. Want hier is de religie: sarva-dharmān parityajya māṁ ekaṁ śaraṇaṁ vraja (BG 18.66). Dit is religie. Dat zegt het Bhāgavata. Dharmaḥ projjhita-kaitavaḥ atra: "Alle religieus bedrog is uit het Bhāgavatam geschopt." Alleen nirmatsarāṇām, degenen die niet afgunstig zijn op God ... "Waarom zal ik God lief hebben? Waarom zal ik God aanbidden? Waarom zal ik God aanvaarden?" Dat zijn allemaal demonen. Het Śrīmad-Bhāgavatam is uitsluitend voor hen die serieus lief willen hebben. Ahaitukī apratihatā yenātmā samprasīdati.
Dus echt succes in je leven is als je geleerd hebt om God lief te hebben. Dan zal je hart voldoening vinden. Yaṁ labdhvā cāparaṁ lābhaṁ manyate nādhikaṁ tataḥ. Als je Kṛṣṇa of God krijgt ... Kṛṣṇa betekent God. Als je een andere naam voor God hebt, dat is ook aanvaard. Maar God, de Allerhoogste Heer, de Allerhoogste Persoon. Als je dit snapt ... Omdat we iemand lief hebben. De neiging om lief te hebben is in iedereen aanwezig. Maar het wordt verkeerd gebruikt. Daarom zegt Kṛṣṇa; "Schop al deze objecten van liefde weg. Probeer Mij lief te hebben." Sarva-dharmān parityajya mām ekam (BG 18.66). Op die manier zal al je liefhebben je nooit tevreden stellen. Yenātmā samprasīdati. Als je echte voldoening wilt, dan moet je Kṛṣṇa of God lief hebben. Dat is de hele Vedische filosofie. Of welke filosofie je ook aanhangt. Want uiteindelijk wil iedereen gelukkig zijn, volledig tevreden zijn in je geest. Dat kan alleen worden bereikt als je God lief hebt. Daarom is die religie eersteklas, die de kandidaat leert en traint hoe God lief te hebben. Dat is eersteklas religie.
Sa vai puṁsāṁ paro dharmo yato bhaktiḥ ... (SB 1.2.6). Onvoorwaardelijke liefde. Net zoals hier in deze materiële wereld; "ik hou van jou, jij houdt van mij." Op de achtergrond speelt een beweegreden. Ahaituky apratihatā. Ahaitukī, geen bijbedoeling. Anyābhīlāṣitā-śūnyam [Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.1.11]. Maak alle andere verlangens nul. Dat leert de Bhagavad-gītā.