NL/Prabhupada 0379 - Het commentaar bij Dasavatara Stotra, deel 1: Difference between revisions

 
m (Text replacement - "(<!-- (BEGIN|END) NAVIGATION (.*?) -->\s*){2,}" to "<!-- $2 NAVIGATION $3 -->")
 
Line 5: Line 5:
[[Category:NL-Quotes - Purports to Songs]]
[[Category:NL-Quotes - Purports to Songs]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0378 - Het commentaar bij Bhuliya Tomare|0378|NL/Prabhupada 0380 - Het commentaar bij Dasavatara Stotra, deel 2|0380}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 13: Line 16:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|wyhkMoVCbmI|Het commentaar op Davatara Stotra, deel 1<br />- Prabhupāda 0379}}
{{youtube_right|TooqPI8LAOo|Het commentaar bij Dasavatara Stotra, deel 1<br />- Prabhupāda 0379}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vanimedia.org/w/images/e/e8/C08_02_sri_dasavatarastotra_purport_clip1.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/purports_and_songs/C08_02_sri_dasavatarastotra_purport_clip1.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 25: Line 28:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Pralaya-payodhi-jale dhṛtavān asi vedam. Dit is een lied gezongen door een  grote vaiṣṇava dichterJayadeva Gosvāmī. De strekking is dat wanneer  er verwoesting  was, werd  het hele universum overspoeld met water. De volledige  oplossing  van dit  materiaal  wereld wordt  allereerst,  zal er geen water zijn,  al  het water op de aarde zal zijn  opgedroogd door de verzengende hitte van de zon. De zon zal twaalf keer sterker te  worden dan het  is op  dit  moment. Op die manier verdampen  alle  wateren, de zeeën en de oceanen zullen allemaal worden verdampt. Daarom zullen alle levende wezens op aarde sterven, en dan, als  gevolg  van  verzengende hittezal vrijwel alles worden omgezet in as. Dan zal er regen zijn voor  een  honderd  jaar, stortregens,  net  als de slurf van de  olifant, en dus  zal het hele universum worden gevuld  met water. Dat heet pralaya-payodhi. Op  het  moment  van verwoesting, pralaya, zal het hele universum... Net zoals het nu is gevuld met lucht, op  dat  moment  zal het worden gevuld met water.
''Pralaya-payodhi-jale dhṛtavān asi vedam''. Dit is een lied gezongen door de grote vaiṣṇava dichter Jayadeva Gosvāmī. De strekking is dat, toen er de vernietiging was, het hele universum overspoeld werd met water. De uiteindelijke vernietiging van de materiële wereld zal zijn dat er ten eerste geen water zal zijn. Al het water op de aarde zal opgedroogd worden door de verzengende hitte van de zon. De zon zal twaalf keer sterker worden dan die nu is. Op die manier zal al het water verdampt worden, de zeeën en de oceanen zullen allemaal verdampt worden. Daarom zullen alle levende wezens op aarde sterven, en dan, door de verzengende hitte zal vrijwel alles worden omgezet in as. Dan zal er honderd jaar regen zijn, stortregens als de slurf van een olifant, en zo zal het hele universum gevuld worden met water. Dat heet ''pralaya-payodhi''. Ten tijde van de vernietiging, ''pralaya'', zal het hele universum ... Net zoals het nu is gevuld met lucht, in die tijd zal het worden gevuld met water.  


Dus op  dat  moment  zullen de Veda's worden opgeslagen  door de Heer op een boot, en de boot zal worden geplakt  op  de vleugels  van de grote vis. Die grote vis is de incarnatie van Kṛṣṇa. Daarom is  hij  aan  het  aanbidden,  keśava  dhṛta-mīna-śarīra jaya jagadīśa. So mīna-śarīra. De  volgende  is  kṣitir  iha  vipulatare  tiṣṭhati  tava  pṛṣṭhe  dharaṇi-dhāraṇa-kiṇa-cakra-gariṣṭhe.  Dus  er  zal  karnen,  zijn  volgende  incarnatie  is  schildpad.  Op  de  rug  van  het  schildpad  zal  de  meru-parvata  worden  opgeknapt,  of  de  wereld  zal  rusten  op  de  rug  van  de  schildpad.  Dit  is  de  tweede  incarnatie.  Eerst  vis,  en  dan  schildpad. 
Dus in die tijd zullen de Veda's veilig gesteld worden door de Heer op een boot, en de boot zal vastgezet worden tussen de vinnen van de grote vis. Die grote vis is de incarnatie van Kṛṣṇa. Daarom wordt hij aanbeden; k''eśava dhṛta-mīna-śarīra jaya jagadīśa''. So ''mīna-śarīra''.


Dan  varāha-avatāra. Een  demon,  Hiranya,  Hiranyakasipu  en  Hiraṇyākṣa.  Zo  zal hij, door  zijn  demonische  activiteiten  zal  hij  de Aarde  op  de  Garbho  Zee  gooien.  Er  is een  zee  in  dit  universum. De  helft  van de wereld  is  gevuld  met  Garbhosamudra,  waarop  Garbhodakaśāy  Viṣṇu  er  is,  en  van  Hem  komt  een  ​​lotus  steel  komt,  waarin  Brahmā  geboorte  neemt.  Dus  alle  planeten  hangen  als  verschillende  stelen  van  deze  originele  steel, ze  komen  uit  de buik  van  Garbhodakaśāyī  Viṣṇu.  Dus  een  demon  van  de  naam  Hiraṇyākṣa,  hij  zal deze  aarde  in  dit  water  zetten,  en  op dat  moment,  zal  de Heer  in  de incarnatie  van  Varāha  tevoorschijn  komen. De  Varāha  incarnatie kwam  als  een  klein  insect  uit  de  neus  van  Brahma,  en  toen  hij  het  op  zijn  hand  legde,  begon  hij  groter  te  worden. Op  deze  wijze  nam  hij  een  gigantische  lichaam  aan,  en met  Zijn  slagtand,  Hij  pakte  de  aarde  vanuit  het  water  van  de  Garbho  oceaan.  Dat  heet  Keśava-dhṛta-varāha-rūpa.
De volgende is; ''kṣitir iha vipulatare tiṣṭhati tava pṛṣṭhe dharaṇi-dhāraṇa-kiṇa-cakra-gariṣṭhe''. Dus dan zal er karnen zijn, de volgende incarnatie is schildpad. Op de rug van het schildpad zal de ''meru-parvata'' geplaatst worden, of de wereld zal op de rug van de schildpad rusten. Dit is de tweede incarnatie. Eerst vis en dan schildpad.  


De volgende is tava kara-kamala-vare nakham adbhuta-sṛṅgaṁ dalita-hiraṇyakaśipu-tanu-bhṛṅgam. Hiraṇyakaśipu,  dat  was een andere demon die onsterfelijk wilde zijn. Dus hij nam  de  zegen van Brahmā dat hij niet zou sterven op het land, in de lucht of in het water. Dusom te  houden  zoals  het  is,  de zegen van  Brahmā...  Heer Kṛṣṇa probeert de woorden van Zijn toegewijde te eren. Dus Brahmā gaf hem zegen"Ja, je zal niet sterven op het land, op  het waterin de lucht." Maar Nṛsiṁha -Deva  verscheen als half leeuw, half-mens, omdat  Hiraṇyakaśipu ook de zegen nam  van Brahmā dat hij niet gedood zou worden door een mens of een dier. Dus Hij nam de vorm aan van iets waarvan je niet kunt  zeggen dat het een mens of een dier is, en Hij zette  de demon op zijn schootwat noch land, water of lucht is. En hij wildeniet te  worden gedood  door  een wapen. Daarom doodde de  Heere  hem met Zijn nagels. Nagel wordt niet beschouwd als wapen. Op deze manier wilde hij   Brahmābedriegen maar de Heer is zo intelligent dat hij  Hiraṇyakaśipu bedroog en doodde hem. Keśava dhṛta-narahari-rūpa. Dalita-hiraṇyakaśipu -tanu -bhṛṅgam. Net als  bij  onze nagels,  kunnen  we  een insect doden. Neem  een ​​mier,  je  kunt  deze  splitsen.  Op  dezelfde  manier,  Hiraṇyakaśipu was zo'n gigantische demon, hij werd vergeleken net  als  een klein insect, en werd gedood door de nagels van de Heer.  
Dan ''varāha-avatāra''. Een demon, Hiranyakasipu en Hiraṇyākṣa. Dus hij zal met zijn demonische activiteiten de aarde in de Garbho zee gooien. Er is een zee in dit universum. De helft van de bol is gevuld met ''Garbhosamudra'', waar Garbhodakaśāyī Viṣṇu op ligt, en uit Hem groeit een ​​lotus waarop Brahmā geboren wordt. Dus alle planeten hangen aan verschillende stelen van deze originele steel die uit de buik van Garbhodakaśāyī Viṣṇu groeit. Dus een demon genaamd Hiraṇyākṣa zal deze aarde in dit water gooien, en in die tijd zal de Heer als de Varāha incarnatie verschijnen. De Varāha incarnatie kwam als een klein insect uit de neus van Brahma, en toen hij het op zijn hand legde begon Hij groter te worden. Op deze manier nam hij een gigantisch lichaam aan en met Zijn slagtanden pakte Hij de aarde uit het water van de Garbho oceaan. Dat heet; ''keśava-dhṛta-varāha-rūpa''.
 
De volgende is; ''tava kara-kamala-vare nakham adbhuta-sṛṅgaṁ dalita-hiraṇyakaśipu-tanu-bhṛṅgam''. Hiraṇyakaśipu was een andere demon die onsterfelijk wilde zijn. Dus hij kreeg een zegen van Brahmā dat hij niet zou sterven op het land, in de lucht of in het water. Dus om de zegen, gegeven door Brahmā, in stand te houden. Heer Kṛṣṇa probeert de woorden van Zijn toegewijde te eren. Dus Brahmā gaf hem de zegen; "Ja, je zal niet sterven op het land, in het water of in de lucht." Maar Nṛsiṁha-deva verscheen als half-leeuw, half-mens, want Hiraṇyakaśipu had ook de zegen van Brahmā gekregen dat hij niet gedood zou worden door een mens of een dier. Dus Hij nam de vorm aan van iets waarvan je niet kan zeggen dat het een mens of een dier is, en Hij plaatste de demon op zijn schoot wat noch land, water of lucht is. En hij wilde dat hij ook niet gedood kan worden met een wapen. Daarom doodde de Heere hem met Zijn nagels. Nagel wordt niet beschouwd als wapen. Op deze manier wilde hij Brahmā bedriegen maar de Heer is zo intelligent dat Hij Hiraṇyakaśipu bedroog en hem doodde. ''Keśava dhṛta-narahari-rūpa''. ''Dalita-hiraṇyakaśipu-tanu-bhṛṅgam''. Net zoals we met onze nagels een insect kunnen doden. Je kan een ​​mier pakken en in tweeën splitsen. Vergelijkbaar, Hiraṇyakaśipu was zo'n gigantische demon, hij werd vergeleken met een klein insect, en werd gedood door de nagels van de Heer.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 22:39, 1 October 2020



Purport to Dasavatara Stotra, CD 8

Pralaya-payodhi-jale dhṛtavān asi vedam. Dit is een lied gezongen door de grote vaiṣṇava dichter Jayadeva Gosvāmī. De strekking is dat, toen er de vernietiging was, het hele universum overspoeld werd met water. De uiteindelijke vernietiging van de materiële wereld zal zijn dat er ten eerste geen water zal zijn. Al het water op de aarde zal opgedroogd worden door de verzengende hitte van de zon. De zon zal twaalf keer sterker worden dan die nu is. Op die manier zal al het water verdampt worden, de zeeën en de oceanen zullen allemaal verdampt worden. Daarom zullen alle levende wezens op aarde sterven, en dan, door de verzengende hitte zal vrijwel alles worden omgezet in as. Dan zal er honderd jaar regen zijn, stortregens als de slurf van een olifant, en zo zal het hele universum gevuld worden met water. Dat heet pralaya-payodhi. Ten tijde van de vernietiging, pralaya, zal het hele universum ... Net zoals het nu is gevuld met lucht, in die tijd zal het worden gevuld met water.

Dus in die tijd zullen de Veda's veilig gesteld worden door de Heer op een boot, en de boot zal vastgezet worden tussen de vinnen van de grote vis. Die grote vis is de incarnatie van Kṛṣṇa. Daarom wordt hij aanbeden; keśava dhṛta-mīna-śarīra jaya jagadīśa. So mīna-śarīra.

De volgende is; kṣitir iha vipulatare tiṣṭhati tava pṛṣṭhe dharaṇi-dhāraṇa-kiṇa-cakra-gariṣṭhe. Dus dan zal er karnen zijn, de volgende incarnatie is schildpad. Op de rug van het schildpad zal de meru-parvata geplaatst worden, of de wereld zal op de rug van de schildpad rusten. Dit is de tweede incarnatie. Eerst vis en dan schildpad.

Dan varāha-avatāra. Een demon, Hiranyakasipu en Hiraṇyākṣa. Dus hij zal met zijn demonische activiteiten de aarde in de Garbho zee gooien. Er is een zee in dit universum. De helft van de bol is gevuld met Garbhosamudra, waar Garbhodakaśāyī Viṣṇu op ligt, en uit Hem groeit een ​​lotus waarop Brahmā geboren wordt. Dus alle planeten hangen aan verschillende stelen van deze originele steel die uit de buik van Garbhodakaśāyī Viṣṇu groeit. Dus een demon genaamd Hiraṇyākṣa zal deze aarde in dit water gooien, en in die tijd zal de Heer als de Varāha incarnatie verschijnen. De Varāha incarnatie kwam als een klein insect uit de neus van Brahma, en toen hij het op zijn hand legde begon Hij groter te worden. Op deze manier nam hij een gigantisch lichaam aan en met Zijn slagtanden pakte Hij de aarde uit het water van de Garbho oceaan. Dat heet; keśava-dhṛta-varāha-rūpa.

De volgende is; tava kara-kamala-vare nakham adbhuta-sṛṅgaṁ dalita-hiraṇyakaśipu-tanu-bhṛṅgam. Hiraṇyakaśipu was een andere demon die onsterfelijk wilde zijn. Dus hij kreeg een zegen van Brahmā dat hij niet zou sterven op het land, in de lucht of in het water. Dus om de zegen, gegeven door Brahmā, in stand te houden. Heer Kṛṣṇa probeert de woorden van Zijn toegewijde te eren. Dus Brahmā gaf hem de zegen; "Ja, je zal niet sterven op het land, in het water of in de lucht." Maar Nṛsiṁha-deva verscheen als half-leeuw, half-mens, want Hiraṇyakaśipu had ook de zegen van Brahmā gekregen dat hij niet gedood zou worden door een mens of een dier. Dus Hij nam de vorm aan van iets waarvan je niet kan zeggen dat het een mens of een dier is, en Hij plaatste de demon op zijn schoot wat noch land, water of lucht is. En hij wilde dat hij ook niet gedood kan worden met een wapen. Daarom doodde de Heere hem met Zijn nagels. Nagel wordt niet beschouwd als wapen. Op deze manier wilde hij Brahmā bedriegen maar de Heer is zo intelligent dat Hij Hiraṇyakaśipu bedroog en hem doodde. Keśava dhṛta-narahari-rūpa. Dalita-hiraṇyakaśipu-tanu-bhṛṅgam. Net zoals we met onze nagels een insect kunnen doden. Je kan een ​​mier pakken en in tweeën splitsen. Vergelijkbaar, Hiraṇyakaśipu was zo'n gigantische demon, hij werd vergeleken met een klein insect, en werd gedood door de nagels van de Heer.