NL/Prabhupada 0894 - De plicht moet gedaan worden. Ook al is het een beetje lijden. Dat heet tapasya: Difference between revisions

 
(Vanibot #0005: NavigationArranger - update old navigation bars (prev/next) to reflect new neighboring items)
 
Line 7: Line 7:
[[Category:NL-Quotes - in USA]]
[[Category:NL-Quotes - in USA]]
[[Category:NL-Quotes - in USA, Los Angeles]]
[[Category:NL-Quotes - in USA, Los Angeles]]
[[Category:French Language]]
[[Category:Dutch Language]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0893 - Dat is het innerlijke voornemen van iedereen. Niemand wil werken|0893|NL/Prabhupada 0895 - Een toegewijde ziet een gevaarlijke situatie nooit als een heel moeilijke situatie. Hij verwelkomt het|0895}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 17: Line 20:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|XnIgEdAx1ks|Plicht moet gedaan worden. Ook al lijdt je eronder. Dat wordt Tapasya genoemd<br />- Prabhupāda 0894}}
{{youtube_right|XnIgEdAx1ks|De plicht moet gedaan worden. Ook al is het een beetje lijden. Dat heet tapasya<br />- Prabhupāda 0894}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>File:730417SB-LOS_ANGELES_clip2.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/730417SB-LOS_ANGELES_clip2.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 29: Line 32:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Deze vraag werd gesteld door Arjuna tot Kṛṣṇa: "Wat Jij daar spreekt, het is allemaal zo mooi. Dat ik niet dit lichaam ben, ik ben een ziel. Iedereen is niet dit lichaam. Hij is een ziel. Dus op de vernietiging van dit lichaam..." Hou daarmee op. "Wanneer het lichaam vernietigt word blijft de ziel bestaan. Maar wanneer ik zie dat mijn zoon sterft, of mijn grootvader sterft, ikzelf sterf, hoe kan ik voorkomen dat mijn grootvader niet sterft, mijn zoon niet sterft, het verandert gewoon. Omdat het een gewoonte is geworden om zo te denken. Zo is er dan wel verdriet." Dus Kṛṣṇa herhaalt: "Ja dat is een feit. Dat is iets wat je moet verdragen, dat is alles. Er is geen andere remedie." Tāṁs titikṣasva bhārata.
Dus Arjuna stelde deze vraag aan Kṛṣṇa: "Alles wat U zegt is oké. Dat ik niet dit lichaam maar de ziel ben. Niemand is dit lichaam. Hij is een ziel. Dus bij de vernietiging van dit lichaam blijft de ziel bestaan. Maar als ik mijn zoon zie sterven of mijn grootvader sterft of als ik dood, hoe kan ik mezelf troosten dat mijn grootvader niet sterft en mijn zoon sterft niet, het verandert alleen. Want ik ben er aan gewend om zo te denken. Dus er moet verdriet zijn."  


Kṛṣṇa geeft nooit gezegd dat ze geen feiten zijn, wat Arjuna bedoelde met: "Ik weet dat wanneer mijn zoon sterft, mijn zoon van lichaam veranderd, of mijn grootvader sterft, veranderen van lichaam, ik weet dat, maar toch, maar omdat ik gehecht ben aan het lichaam, moet ik daarom lijden." Dan Kṛṣṇa herhaalt: "Het lijden is er. Omdat je bent op het lichamelijke concept van leven. Dus lijden moet er zijn. Dus is er geen andere remedie dan het te verdragen. Er is geen andere remedie." Mātrā-sparśās tu kaunteya śītoṣṇa-sukha-duḥkha-dāḥ ([[Vanisource:BG 2.14|BG 2.14]]).  
Dus Kṛṣṇa antwoordt: "Ja, dat is een feit. Dus dat moet je tolereren, dat is alles. Er is geen andere remedie." ''Tāṁs titikṣasva bhārata'' ([[NL/BG 2.14|BG 2.14]]). Kṛṣṇa heeft nooit gezegd dat het niet waar is wat Arjuna zei: "Ik weet dat wanneer mijn zoon sterft dat hij dan van lichaam veranderd, of als mijn grootvader sterft dan verandert hij van lichaam. Ik weet dat. Maar toch omdat ik gehecht ben aan het lichaam moet ik lijden." Kṛṣṇa antwoordt: "Ja, het lijden is er omdat je in de lichamelijke levensopvatting bent. Dus lijden moet er zijn. Dus er is geen andere remedie dan het te tolereren. Er is geen andere remedie." ''Mātrā-sparśās tu kaunteya śītoṣṇa-sukha-duḥkha-dāḥ'' ([[NL/BG 2.14|BG 2.14]]).  


Net zoals dat het in uw land zeer koud is om 's morgens een bad te nemen, een beetje een rare zaak. Maar wil dat dan zeggen dat zij de toegewijden stoppen met een bad te nemen? Neen. Ook al is het kil, koud, men moet een bad nemen. De plicht moet gedaan worden. De plicht moet gedaan worden. Ook al is het een beetje lijden. Dat wordt tapasya genoemd. Tapasya betekent dat we moeten verlengen of voortzetten, met onze activiteit in Kṛṣṇa bewustzijn Ondanks alle gevaarlijke en rampzalige toestanden van deze wereld. Dat wordt tapasya genoemd. Tapasya betekent vrijwillig de moeilijkheden van het leven accepteren. Soms tapasya, in het systeem van tapasya, in het warme seizoen, in de zomer, in de verzengende hitte van de zon, ontbranden sommige nog vuur rondom hun heen en gaan ze in het midden zitten en mediteren. Er zijn soms processen van tapasya zoals deze. In vries kou iemand gaat het water in tot aan zijn nek en mediteert. Deze dingen worden beschreven als tapasya.  
Net zoals het in jullie land heel fris is om in de ochtend een bad te nemen, een beetje moeilijke taak. Maar betekent het dat de toegewijden stoppen met baden? Nee. Ook al is het kil en koud, men moet een bad nemen. De plicht moet gedaan worden. Ook al is het een beetje lijden. Dat heet ''tapasya''. ''Tapasya'' betekent dat we door moeten gaan met onze Kṛṣṇa-bewuste activiteiten, ondanks alle gevaarlijke en moeilijke toestanden van deze wereld. Dit heet ''tapasya''. ''Tapasya'' betekent vrijwillig de moeilijkheden van het leven accepteren.  


Maar Heer Caitanya Mahāprabhu geeft niet zo'n beschrijving. Hij geeft u een andere aangenaam programma: chant, dans en neem prasādam. Maar toch zijn we steeds niet gewillig. We kunnen deze tapasya maar niet aanvaarden. We zijn zo vol van schaamte. Su-sukhaṁ kartum avyayam ([[Vanisource:BG 9.2|BG 9.2]]). Dit is een stuk over tapasya, wat zeer gemakkelijk is te doen en zeer aangenaam. Maar toch gaan we niet akkoord. We zullen rotten in de straten, overal en altijd gaan neerliggen en toch drinken we en hebben we sex en liggen we neer. Dus wat kunnen we doen? Wij geven goede faciliteiten. Kom naar hier, chant, dans en leef vredevol en neem kṛṣṇa-prasādam. Wees gelukkig. Maar mensen aanvaarden het niet. Dat is een gemiste kans.  
Soms, in het systeem van ''tapasya'', in het warme zomer seizoen, onder de verzengende hitte van de zon, maken ze een vuur rondom hun heen en gaan ze in het midden zitten mediteren. Er zijn sommige manieren van ''tapasya'' zoals dat. In de gure kou gaat iemand tot aan zijn nek in het water en mediteert. Deze dingen worden voorgeschreven in ''tapasya''.  


Caitanya Mahāprabhu heeft daarom gezegd: etādṛśī tava kṛpā bhagavan mamāpi durdaivam īdṛśam ihājani nānurāgaḥ ([[Vanisource:CC Antya 20.16|CC Antya 20.16]]). Caitanya Mahāprabhu zegt: nāmnām akāri bahudhā nija-sarva-śaktiḥ. In de transcendentale heilige naam van God, Kṛṣṇa, alles is in zijn volheden. Kṛṣṇa heeft onbeperkte volheden, op dezelfde manier is in de naam, heilige naam van Kṛṣṇa Zijn volheden aanwezig. nāmnām akāri bahudhā. Zo zijn er ook vele namen voor Kṛṣṇa. Kṛṣṇa heeft duizend en nog eens duizend namen. Kṛṣṇa is Zijn oorspronkelijke naam. Nāmnām akāri bahudhā nija-sarva-śaktis tatrārpitā niyamitaḥ smaraṇe na kālaḥ. Er is geen harde of strenge regel, dat je moet chanten in deze tijd of een andere tijd. Neen, Gelijke welke tijd. Ieder moment kun je het doen. En de naam is identiek aan Kṛṣṇa. Op logische wijze, de naam, de heilige naam van Kṛṣṇa, is Kṛṣṇa. Er is geen ander dan Kṛṣṇa. Denk niet dat Kṛṣṇa woont in Goloka Vṛndāvana en Zijn naam verschillend van Hem is. In deze materiële wereld hebben we deze opvatting. De naam is anders dan het feit. Maar in de spirituele wereld bestaat er niet zo'n verschil. Dat word absoluut genoemd. De naam is evenveel als Kṛṣṇa zelf.
Maar Heer Caitanya Mahāprabhu geeft jullie niet zulke voorschriften. Hij geeft jullie een heel goed programma; chant, dans en neem ''prasādam''. Noch steeds willen we het niet. We kunnen deze ''tapasya'' niet aanvaarden. Snap je. We zijn zo gevallen. ''Su-sukhaṁ kartum avyayam'' ([[NL/BG 9.2|BG 9.2]]). Dit is een soort van ''tapasya'' die heel makkelijk te doen is en heel aangenaam. Maar toch gaan we niet akkoord. We zullen verrotten in de straat, overal gaan liggen, en toch zal ik drinken en sex hebben en gaan liggen. Dus wat kunnen we doen? We geven goede faciliteiten. Kom naar hier, chant, dans en leef heel vredig en neem ''kṛṣṇa-prasādam''. Wees gelukkig. Maar de mensen zullen het niet aanvaarden. Dat heet ongelukkigheid. Caitanya Mahāprabhu zei daarom;
 
:''nāmnām akāri bahudhā nija-sarva-śaktis''
:''tatrārpitā niyamitaḥ smaraṇe na kālaḥ''
:''etādṛśī tava kṛpā bhagavan mamāpi''
:''durdaivam īdṛśam ihājani nānurāgaḥ''
:: ([[Vanisource:CC Antya 20.16|CC Antya 20.16]]).  
 
In de transcendentale heilige naam van God, Kṛṣṇa, zijn alle vermogens. Zoals Kṛṣṇa onbeperkte vermogens heeft, net zo zijn er in de heilige naam van Kṛṣṇa onbeperkte vermogens. Dus ''nāmnām akāri bahudhā''. En er zijn veel namen van Kṛṣṇa. Kṛṣṇa heeft duizenden namen. De naam Kṛṣṇa is de belangrijkste naam. ''Nāmnām akāri bahudhā nija-sarva-śaktis tatrārpitā niyamitaḥ smaraṇe na kālaḥ'' ([[Vanisource:CC Antya 20.16|CC Antya 20.16]]). Er is geen vaste strenge regel dat je op deze of die tijd moet chanten. Nee, elke tijd. Elke tijd die je kan nemen. En de naam is identiek aan Kṛṣṇa. Volgens deze logica; de heilige naam van Kṛṣṇa is Kṛṣṇa. Hij is niets anders dan Kṛṣṇa. Denk niet dat Kṛṣṇa in Goloka Vṛndāvana woont en de naam is verschillend van Hem. Zoals we in de materiële wereld deze opvatting hebben. De naam is verschillend van het object. Maar in de absolute wereld bestaat er niet zo'n verschil. Dat heet absoluut. De naam is net zo machtig als dat Kṛṣṇa machtig is.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 07:04, 10 September 2021



730417 - Lecture SB 01.08.25 - Los Angeles

Dus Arjuna stelde deze vraag aan Kṛṣṇa: "Alles wat U zegt is oké. Dat ik niet dit lichaam maar de ziel ben. Niemand is dit lichaam. Hij is een ziel. Dus bij de vernietiging van dit lichaam blijft de ziel bestaan. Maar als ik mijn zoon zie sterven of mijn grootvader sterft of als ik dood, hoe kan ik mezelf troosten dat mijn grootvader niet sterft en mijn zoon sterft niet, het verandert alleen. Want ik ben er aan gewend om zo te denken. Dus er moet verdriet zijn."

Dus Kṛṣṇa antwoordt: "Ja, dat is een feit. Dus dat moet je tolereren, dat is alles. Er is geen andere remedie." Tāṁs titikṣasva bhārata (BG 2.14). Kṛṣṇa heeft nooit gezegd dat het niet waar is wat Arjuna zei: "Ik weet dat wanneer mijn zoon sterft dat hij dan van lichaam veranderd, of als mijn grootvader sterft dan verandert hij van lichaam. Ik weet dat. Maar toch omdat ik gehecht ben aan het lichaam moet ik lijden." Kṛṣṇa antwoordt: "Ja, het lijden is er omdat je in de lichamelijke levensopvatting bent. Dus lijden moet er zijn. Dus er is geen andere remedie dan het te tolereren. Er is geen andere remedie." Mātrā-sparśās tu kaunteya śītoṣṇa-sukha-duḥkha-dāḥ (BG 2.14).

Net zoals het in jullie land heel fris is om in de ochtend een bad te nemen, een beetje moeilijke taak. Maar betekent het dat de toegewijden stoppen met baden? Nee. Ook al is het kil en koud, men moet een bad nemen. De plicht moet gedaan worden. Ook al is het een beetje lijden. Dat heet tapasya. Tapasya betekent dat we door moeten gaan met onze Kṛṣṇa-bewuste activiteiten, ondanks alle gevaarlijke en moeilijke toestanden van deze wereld. Dit heet tapasya. Tapasya betekent vrijwillig de moeilijkheden van het leven accepteren.

Soms, in het systeem van tapasya, in het warme zomer seizoen, onder de verzengende hitte van de zon, maken ze een vuur rondom hun heen en gaan ze in het midden zitten mediteren. Er zijn sommige manieren van tapasya zoals dat. In de gure kou gaat iemand tot aan zijn nek in het water en mediteert. Deze dingen worden voorgeschreven in tapasya.

Maar Heer Caitanya Mahāprabhu geeft jullie niet zulke voorschriften. Hij geeft jullie een heel goed programma; chant, dans en neem prasādam. Noch steeds willen we het niet. We kunnen deze tapasya niet aanvaarden. Snap je. We zijn zo gevallen. Su-sukhaṁ kartum avyayam (BG 9.2). Dit is een soort van tapasya die heel makkelijk te doen is en heel aangenaam. Maar toch gaan we niet akkoord. We zullen verrotten in de straat, overal gaan liggen, en toch zal ik drinken en sex hebben en gaan liggen. Dus wat kunnen we doen? We geven goede faciliteiten. Kom naar hier, chant, dans en leef heel vredig en neem kṛṣṇa-prasādam. Wees gelukkig. Maar de mensen zullen het niet aanvaarden. Dat heet ongelukkigheid. Caitanya Mahāprabhu zei daarom;

nāmnām akāri bahudhā nija-sarva-śaktis
tatrārpitā niyamitaḥ smaraṇe na kālaḥ
etādṛśī tava kṛpā bhagavan mamāpi
durdaivam īdṛśam ihājani nānurāgaḥ
(CC Antya 20.16).

In de transcendentale heilige naam van God, Kṛṣṇa, zijn alle vermogens. Zoals Kṛṣṇa onbeperkte vermogens heeft, net zo zijn er in de heilige naam van Kṛṣṇa onbeperkte vermogens. Dus nāmnām akāri bahudhā. En er zijn veel namen van Kṛṣṇa. Kṛṣṇa heeft duizenden namen. De naam Kṛṣṇa is de belangrijkste naam. Nāmnām akāri bahudhā nija-sarva-śaktis tatrārpitā niyamitaḥ smaraṇe na kālaḥ (CC Antya 20.16). Er is geen vaste strenge regel dat je op deze of die tijd moet chanten. Nee, elke tijd. Elke tijd die je kan nemen. En de naam is identiek aan Kṛṣṇa. Volgens deze logica; de heilige naam van Kṛṣṇa is Kṛṣṇa. Hij is niets anders dan Kṛṣṇa. Denk niet dat Kṛṣṇa in Goloka Vṛndāvana woont en de naam is verschillend van Hem. Zoals we in de materiële wereld deze opvatting hebben. De naam is verschillend van het object. Maar in de absolute wereld bestaat er niet zo'n verschil. Dat heet absoluut. De naam is net zo machtig als dat Kṛṣṇa machtig is.