"Hṛṣīkeṇa-hṛṣīkeśa-sevanam (CC Madhya 19.170). Eigenlijk is Kṛṣṇa de eigenaar van de zintuigen. We hebben deze hand, maar hij is aan ons gegeven. Eigenlijk is het de hand van Kṛṣṇa. Hij is alles doordringend. Sarvato 'pāṇi pādas tat:' Overal zijn Zijn handen en benen aanwezig '. Je vindt het in de Bhagavad-gītā ( BG 13.14). Dus daarom zijn deze handen en benen die we hebben, de handen en benen van Kṛṣṇa. Dus wanneer deze handen en benen van Kṛṣṇa bezig zijn met het dienen van Kṛṣṇa, is dat de perfectie. Dat is de perfectie. Als onze, onze zintuigen ... Net zoals we vroeger ..., gebruiken we onze zintuigen graag voor eigen bevrediging, op dezelfde manier ... Maar eigenlijk zijn de zintuigen niet de onze; het zijn die van Kṛṣṇa."
|