NL/Prabhupada 0177 - Krishna-bewustzijn is een eeuwig feit



Lecture on SB 1.15.28 -- Los Angeles, December 6, 1973

Dus we hebben deze intieme relatie. Dus als we tot de positie komen om onze intieme relatie met God of Kṛṣṇa te begrijpen, dat wordt svarūpa-siddhi genoemd. Svarūpa-siddhi betekent de realisatie van perfectie. Dus hier zegt Sūta Gosvāmī; sauhārdenātigāḍhena śāntā. Als een oude vriend een andere oude vriend ontmoet worden ze heel verheugd. Vergelijkbaar, als de vader zijn verloren kind ontmoet wordt hij heel verheugd en het kind wordt ook verheugd. De man en vrouw zijn niet bij elkaar, en ze ontmoeten elkaar weer. Dus worden ze erg verheugd. Het is heel natuurlijk. De meester en de dienaar, als ze elkaar na vele jaren weer ontmoeten worden ze erg verheugd. Dus we hebben onze relatie met Kṛṣṇa op zoveel manieren, śānta, dāsya, sakhya, vātsalya, mādhurya. Sānta betekent neutraal, eenvoudig het begrijpen van de Allerhoogste. Dāsya betekent een stap vooruit. Net zoals we zeggen; "God is groot." Dat is śānta, om de grootsheid van God te waarderen. Maar er is geen activiteit. Maar als je een stap vooruit gaat, dat; "God is groot." Dus ik ben zoveel aan het dienen; samenleving, vriendschap, liefdes, katten, honden en ik ben zoveel aan het liefhebben. Waarom zou ik niet van de grootste houden? Dat heet dāsya. Alleen realiseren dat God groot is, dat is ook heel goed. Maar als je vrijwillig vooruit gaat; "Nu, waarom niet de grote dienen?" Net als bij degenen die gewone dienst aan het doen zijn, die willen proberen om van de inferieure dienst naar de superieure dienst te gaan. Dienst is er. Maar superieure dienst is als iemand dienst voor de overheid doet. Hij denkt dat het erg fijn is. Dus vergelijkbaar, als wij dienen, wanneer we verlangen de grote te dienen, dat geeft ons een vredig leven. Dat is śānta, dāsya.

Dan dienst met vriendschap. De meester en de dienaar doet dienst, maar wanneer de dienaar vertrouwelijk wordt is er vriendschap. Ik heb dat in de praktijk gezien in Calcutta. De chauffeur van Dr Bose was zijn beste vriend. Wanneer hij in de auto zat deelde hij al zijn gedachten met de chauffeur. Dus deze chauffeur werd zijn vertrouwelijke vriend. Hij praatte vertrouwelijke met de chauffeur. Zo gebeurde het. Als de dienaar heel vertrouwelijk wordt, onthult de meester zijn geest. Hij praat met hem wat te doen. Dus dit wordt het platform van vriendschap genoemd. En nog verdere vooruitgang ... Net als de relatie van vader met de zoon, moeder met de zoon. Dit heet vātsalya, en als laatste echtelijke liefde. Dus zo zijn we, op één of andere manier, in relatie met Kṛṣṇa. In verering, in dienstbaarheid, als vriend, als ouderlijke genegenheid, of als echtelijke minnaar. Dus we moeten dit weer opwekken. En zodra je één van hen opwekt, vertrouwelijkheid, dan worden we gelukkig, want dat is eeuwig. Bijvoorbeeld; zo lang de vinger afgescheiden is, is die niet gelukkig. Zodra die verbonden is, is die gelukkig. Vergelijkbaar; wij hebben onze eeuwige relatie met Kṛṣṇa. Nu zijn we gescheiden, maar zodra we ons weer met Hem verbinden worden we yenātmā suprasīdati.

Daarom is de Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging gunstig voor iedereen, probeer gewoon je oorspronkelijke bewustzijn op te wekken. Dat is er al, nitya-siddha kṛṣṇa-bhakti. Ons kṛṣṇa-bewustzijn is een eeuwig feit. Daarentegen, drie of vier jaar geleden wisten jullie, Europese en Amerikaanse jongens en meisjes, niet wie Kṛṣṇa was. Waarom zijn jullie nu zo gehecht aan Kṛṣṇa? Tenzij je gehecht bent aan Kṛṣṇa kan je niet je waardevolle tijd offeren in deze tempel, of prediken voor Kṛṣṇa's glorie. Jullie hebben liefde voor Kṛṣṇa ontwikkeld. Anders is niemand zo gek dat hij tijd zal verspillen. Nee. Hoe is het mogelijk? Iemand kan zeggen dat Kṛṣṇa India's of hindoe is. Dus waarom zijn de christenen geïnteresseerd? Zijn ze hindoe? Nee, Kṛṣṇa is noch hindoe, noch moslim, noch christen. Kṛṣṇa is Kṛṣṇa. En jullie zijn essentieel onderdeel van Kṛṣṇa. Dit begrip - "Ik ben hindoe," "Ik ben moslim," "Ik ben christen," "Ik ben Amerikaan," "Ik ben India's" - het zijn allemaal benamingen. Eigenlijk ben ik een spirituele ziel, ahaṁ brahmāsmi. En Kṛṣṇa is de Allerhoogste Brahman, paraṁ brahma paraṁ dhāma, pavitraṁ paramaṁ bhavān (BG 10.12).

Dus we hebben een intieme relatie met Kṛṣṇa. Dat is eeuwig een feit. We moeten het alleen opwekken. Śravaṇādi śuddha-citte karaye udaya. We moeten het creëren. Net als een jonge man van een jonge vrouw houdt en een jonge vrouw van een jonge man houdt. Dat is natuurlijk. En wanneer ze elkaar ontmoeten, wordt het opgewekt. Het is niet iets nieuws. Het is er al. Maar door toeval of hoe dan ook, wanneer ze bij elkaar zijn worden ze meer verliefd. De liefde neemt toe. Dus onze relatie met Kṛṣṇa is natuurlijk. Het is niet onnatuurlijk. Nitya-siddha. Nitya-siddha betekent; het is een eeuwig feit. Het is alleen bedekt. Die bedekking moet weggenomen worden. Dan zijn we meteen in relatie met Kṛṣṇa, op een natuurlijke manier. Dat is perfectie van Kṛṣṇa-bewustzijn.