NL/Prabhupada 0272 - Bhakti is transcendentaal



Lecture on BG 2.7 -- London, August 7, 1973

Dus dit zijn activiteiten, domme activiteiten. Maar als iemand in goedheid is, dan is hij sober. Hij kan begrijpen wat de waarde van het leven is, hoe iemand behoort te leven, wat de bedoeling van het leven is, wat het doel van het leven is. Het doel van het leven is Brahman te begrijpen. Brahma jānātīti brāhmaṇaḥ. De goede kwaliteit betekent daarom de brāhmaṇa. Net zo de kṣatriya. Dus zij zijn guṇa-karma-vibhāgaśaḥ. Guṇa. Er moet rekening worden gehouden met de Guṇa. Śrī Kṛṣṇa zei daarom: catur vārṇyaṁ mayā sṛṣṭaṁ guṇa-karma-vibhāgaśaḥ (BG 4.13). We hebben een soort guṇa verworven. Dit is erg moeilijk. Maar we kunnen onmiddellijk alle guṇas transcenderen. Onmiddellijk. Hoe? Met het bhakti yoga proces. Sa guṇān samatītyaitān brahma-bhūyāya kalpate (BG 14.26). Als je het bhakti-yoga proces volgt, dan wordt je niet langer beïnvloed door een van deze drie hoedanigheden: goedheid, hartstocht en onwetendheid. Dat staat ook in de Bhagavad-gītā: māṁ ca avyabhicāriṇī bhakti-yogena sevate. Iedereen die bezig is met toegewijde dienst aan Kṛṣṇa, avyabhicāriṇī, zonder enige afwijking, met sterke toegewijde aandacht, zo'n persoon; māṁ cāvyabhicāriṇī yogena, māṁ ca avyabhicāreṇa yogena bhajate māṁ sa guṇān samatītyaitān (BG 14.26). Onmiddellijk overstijgt hij al de hoedanigheden. Dus toegewijde dienst valt niet binnen deze materiële hoedanigheden. Het is transcendentaal. Bhakti is transcendentaal. Daarom kan je Kṛṣṇa of God niet begrijpen zonder bhakti. Bhaktyā māṁ abhijānāti (BG 18.55). Alleen bhaktyā māṁ abhijānāti. Anders is het niet mogelijk. Bhaktyā māṁ abhijānāti yāvan yas cāsmi tattvataḥ. Als je in werkelijkheid wilt begrijpen wat God is, dan moet je dit bhakti proces, toegewijde dienst, volgen. Dan overstijg je. Daarom zegt Nārada in het Śrīmad Bhāgavatam dat: tyaktvā sva-dharmaṁ caraṇāmbujaṁ harer. (SB 1.5.17) Als iemand, zelfs uit sentiment, zijn beroepsmatige plicht volgens zijn guṇa opgeeft ... Dat heet svadharma. Svadharma betekent iemands plicht volgens de hoedanigheid die hij heeft verworven. Dat wordt svadharma genoemd. De brāhmaṇa, kṣatriya, vaiśya en śūdra zijn ingedeeld door guṇa en karma, guṇa-karma-vibhāgaśaḥ (BG 4.13).

Dus hier zegt Arjuna: kārpaṇya-doṣopahataḥ-svabhāvaḥ (BG 2.7). "Ik ben kṣatriya." Hij begrijpt dat: "Ik doe verkeerd, ik weiger te vechten. Daarom is het kārpaṇya-doṣa, gierig." Gierig betekent; ik heb bepaalde middelen om uit te geven maar als ik deze niet uitgeef dan wordt dit gierig genoemd, kṛpaṇatā. Dus kṛpaṇatā, er zijn twee soorten mensen; brāhmaṇa en śūdra. Brāhmaṇa betekent dat hij niet gierig is. Hij heeft de gelegenheid, het grote voordeel van deze menselijke lichaamsvorm, vele miljoenen dollars waard, deze menselijke... Maar hij gebruikt het niet juist, hij ziet alleen: "Hoe mooi ik ben." Dat is alles. Besteed alleen je schoonheid of gebruik je voordeel, de menselijke ... Dat is brāhmaṇa, om gul te zijn.